vrijdag 10 december 2010

Uitgewerkte verzinsels

Wij mensen verzinnen wat af. Zo hebben we in de loop van de tijd de ‘organisatie’ verzonnen. En het ‘proces’. Daar is werkelijk niets mis mee – zolang we ons er maar rekenschap van blijven geven dat het, inderdaad, verzinsels zijn. En precies daar gaat het nogal eens mis: in geval van succes verabsoluteren en verafgoden we zo’n verzinsel al gauw en hangen er vervolgens een hele wereld aan op.

Organisatie.
Wat ligt er aan het verzinsel ‘organisatie’ ten grondslag? Dat zijn mensen. Mensen in al hun onderlinge samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden die in hedendaagse dynamiek – informatiemaatschappij – steeds gevarieerder worden en ook meer dan ooit variëren. Verreweg de meeste van onze huidige realisaties van het verzinsel ‘organisatie’ kunnen die dynamiek niet of nauwelijks bijbenen. Het is alsof je naar een film uit de jaren zestig kijkt: slaapverwekkend – er zit geen pit, geen snelheid in! Ons huidige verzinsel ‘organisatie’ is uitgewerkt. Wie zich dat realiseert, ziet dat dergelijke organisaties aan het doodbloeden zijn. Moderne samenwerkingsverbanden kunnen er niet mee uit de voeten en zoeken steeds vaker en sneller personenverbanden waarmee ze zich wel kunnen verstaan.

Proces.
Wat ligt er aan het verzinsel ‘proces’ ten grondslag? Dat zijn, alweer, mensen. Mensen in al hun onderlinge samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden die in hedendaagse dynamiek – informatiemaatschappij – steeds gevarieerder worden en ook meer dan ooit variëren. Verreweg de meeste van onze huidige realisaties van het verzinsel ‘proces’ kunnen die dynamiek al niet of nauwelijks meer bijbenen. Ja, ook ons huidige verzinsel ‘proces’ is al uitgewerkt. Wie zich dat realiseert, ziet dat ook processen (samen met organisatie) aan het doodbloeden zijn. Moderne, fluctuerende samenwerkingsverbanden kunnen er niet zinvol mee uit de voeten en zoeken steeds vaker en sneller personenverbanden waar ze zich wel mee kunnen verstaan.

Personenverbanden.
Wat er dus eerst en vooral toe doet, zijn de gevarieerde en variërende menselijke verbanden waarin wij ons gedragen – lees ook: signalen, tekens, informatie oppikken van/afgeven aan andere mensen – tot allerhande moderne vormen van samenwerking. En een bepaalde clustering van gedragingen (tot bepaald verband) kunnen we, als we dat (nog) willen, als proces bestempelen. Of als organisatie. Maar proces en organisatie zijn daarbij niet meer leidend; we hangen ‘de boel’ er niet meer aan op. Nee, dat zijn maar oude verzinsels – die zijn uitgewerkt.

Situationeel menselijk gedrag.
Het gaat dus om situationeel menselijk gedrag in tal van variërende en gevarieerde personenverbanden. Al die gedragingen representeren we op coherente wijze met behulp van een informatiestelsel. En als bepaald gedrag plaatsvindt in het kader van een bepaald personenverband (bijv. een organisatie) dat is dat gewoon extra informatie die ‘slechts’ situationeel van belang is. Ook informatisch gezien is de organisatie of het proces niet langer leidend.

Let op!
Vergeet niet dat ook dit een verzinsel is. Maar het is wel een verzinsel waar we werkelijk een stuk verder mee komen! Blijf dus alert op veroudering en verzin tijdig nieuwe, dan weer werkzame verzinsels. Welkom in heuse informatiesamenleving (alweer een personenverband)!


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

dinsdag 7 december 2010

infOrch

infOrch? Dat staat voor infOrmation Orchestration. Zucht… is dat (alwéér) iets nieuws? Tja, dat hangt af van de manier waarop u waarneemt – lees ook: voor waar aanneemt.

Wie in infOrch vooral bekènde dingen ziet… geen behoefte heeft aan anders of vèrder kijken dan vigerende mindset als vanzelf mogelijk maakt… die ziet, inderdaad, niets nieuws. Die haalt zijn/haar schouders wellicht op en gaat al snel weer over tot de orde van zijn/haar dag.

Voor wie wèl anders of vèrder kijkt dan zijn/haar gewone dagelijkse neus lang is, valt al snel veel moois te zien èn te beleven. Voor hem/haar biedt infOrmation Orchestration een geheel andere, nieuwe kijk op informatievoorziening.

En dat is – naar mijn idee – broodnodig in een informatiemaatschappij die Zuchtend gebukt gaat onder de beperkingen van heersend denken. Mindful aanbevolen dus. Please do mindjoy de infOrch presentatie.


Noten:
1) Een meer abstracte, maar metaforisch wel veel krachtiger aanduiding voor infOrmation Orchestration is informatierotonde of, in het Engels, information roundabout. Voor beide staat het naadloos in en uit elkaar vorken van heel gevarieerde en variërende informatieverkeersstromen centraal.
2) Van groot belang voor infOrch is de infrastructurele ordening van informatie. Die ordening wijkt kwalitatief af van de gangbare praxis voor informatieordening. De enige geschikte methode (annex operationeel platform) die ik ken is Metapattern.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

maandag 6 december 2010

Stop informatierot

De manier waarop we onze informatie ordenen (modelleren), is doorgaans specifiek toegesneden op heel concrete (probleem)situaties. Dat is begrijpelijk. Vervelend is echter dat oplossingen die rondom zo’n specifieke ordening zijn/worden gebouwd, vandaag de dag erg snel verouderen. Want onder invloed van hedendaagse dynamiek – informatiemaatschappij, zeg ook maar, worden situaties steeds veranderlijker. En daarmee vervliegt in essentie ook (veel van) de bruikbaarheid van de bijbehorende informatie-ordening annex oplossing. Zo grijpt informatierot stoïcijns om zich heen en tast onze informatievoorzieningen tot op het bot (lees: betekenis) aan. Inconsistentie van informatie, ambiguïteit, onbegrip en irritatie zijn het gevolg. Inderdaad, dat is, met het nodige gevoel voor understatement, nogal vervelend.

Stel nu eens dat we informatie veel duurzamer zouden kunnen ordenen – veel onafhankelijker van toepassing in concrete dagelijkse (probleem)situaties. Wat voor gevolgen zou dat hebben voor bijvoorbeeld besluitvorming, bedrijfsvoering, wendbaarheid en succes van een organisatie?

Dergelijke informatie is uitermate geschikt voor algemeen gebruik – hèrgebruik dus – en heet daarom ook wel infrastructurele informatie. De structuur waarin dergelijke informatie zich in haar element weet, gaat door het leven onder de noemer van informatie-infrastructuur. Het gaat hier om duurzame informatie van heldere betekenis die is geordend tot heel gevarieerde toepassingsmogelijkheden in een veelheid aan (on)voorziene situaties.

Informatie komt in informatie-infrastructuur enkelvoudig voor. Dat scheelt alvast legio duplicaten – en in het kielzog daarvan overbodig beheer en verspilling van (financiële) middelen. Dat werkt ook enorm positief uit op kwaliteit en transparantie van informatie.
De direct rondom die infrastructurele informatie gebouwde applicaties zijn eveneens infrastructureel van aard; ze waarborgen uniforme, veilige en trefzekere omgang met infrastructurele informatie. Zo’n stelsel elimineert natuurlijk ook inconsistentie van informatie die we inmiddels kunnen missen als kiespijn.

Met zo’n stelsel in place daalt de time-to-market voor het realiseren van informatiebehoeften fors: infrastructurele functies hoeven slechts eenmalig te worden gebouwd en zijn samen met de infrastructurele informatie in veel gevallen al(lang) voor handen. Voor invulling van nieuwe informatiebehoeften bouwen we voortvarend verder aan eerder aangelegde en informatie-infrastructuur tot duurzaam hergebruik van functies en informatie. En zo neemt ook wendbaarheid van organisatie toe.

Stel nu eens dat het kan; dat we informatie veel onafhankelijker van specifieke toepassing in concrete dagelijkse (probleem)situaties kunnen ordenen. Zou u dat niet veel waard zijn?

Dan is er goed nieuws. Want het kan! Informatierot is daadwerkelijk te stoppen. Er bestaat ten minste één methode (Metapattern annex operationeel platform) voor het duurzaam ordenen van informatie tot robuuste betekenis. En daarom… daarom bent U aan zet: stop informatierot!


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

maandag 22 november 2010

Informatiedemocratie

Een democratie is een bestuursvorm die gebaseerd is op het menselijke gelijkheidsbeginsel; een algemeen principe dat iedere burger (wettelijk) gelijke rechten en een gelijke behandeling in gelijke gevallen toekent (vgl. Nederlandse grondwet, artikel 1). Als iedereen vrij en gelijk in rechten en plichten geboren is, zoals in het eerste artikel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens staat, dan heeft ook niemand méér recht dan een ander om bepaalde wetten vast te stellen of beslissingen te nemen (Wiki; geraadpleegd november 2010).

Inmiddels leven we in een serieuze informatiemaatschappij waarin informatie óver mensen en informatie óver natuurlijke en artificiële zaken sterk de boventoon voeren en tegelijk diep zijn doorgedrongen in ons leven van alle dag. Een term als identiteitsdiefstal – als áánsprekend voorbeeld – raakt langzaamaan ‘ingeburgerd’. Het is flink wennen, maar zoals we toegang tot onze fysieke ruimten (huis, kluis, auto, boot etc.) afschermen, zo hebben we vandaag de dag ook de toegang tot onze informatieruimten ordelijk te regelen. En dat valt niet mee.

Dat lukt pas duurzaam wanneer we – burgers, bedrijven èn overheden; de hele democratie dus – serieus werk gaan maken van… informatiedemocratie. Dat is een bestuursvorm die gebaseerd is op het menselijke gelijkheidsbeginsel; een algemeen principe dat iedere burger (wettelijk) gelijke informatierechten en een gelijke informatiebehandeling in gelijke informatiegevallen toekent. Als iedereen vrij en gelijk in informatierechten en plichten geboren is, dan heeft ook niemand méér recht dan een ander om met bepaalde informatie te handelen. Klopt, de overheid draagt daarin een bijzondere verantwoordelijkheid. Hulp van burgers en bedrijven daarbij is ongetwijfeld welkom….

Een krachtige aanzet vormt het 16 artikelen ‘lange’ Manifest voor informatieverkeer. Als rechtgeaard en belanghebbend informatiedemocraat kunt u daar beslist niet omheen! Toch? Hieronder laat ik slechts enkele artikelen, kort, de revue passeren.

Artikel 1 luidt buitengewoon helder en kernachtig: “Informatie over de individuele (rechts)persoon is eigendom van diezèlfde (rechts)persoon.” Analoog aan en aanvullend op oude en vertrouwde wereld raakt nu ook informatie aan de (rechts)persoon verbonden. Inderdaad, artikel 2, “[e]igendomsrecht vestigt oorspronkelijk en volledig beschikkingsrecht van de persoon over zijn persoonsinformatie.” Zo, de “[m]aatschappelijke beginselen” staan – als een huis!

Dat huis verdient echter – voor broodnodig maatschappelijk evenwicht – nuancering; verdere aankleding zeg ook maar. Want onbeperkt zelfbeschikkingsrecht “borgt eventueel onvoldoende vertrouwen voor maatschappelijk verkeer met specialistische bijdragen.” Zulks dient dan wel ordelijk geregeld te zijn. Artikel 3 luidt dan ook: “De persoon kan uitsluitend bij wet beperkt zijn in beschikkingsrecht over zijn persoonsinformatie.”

Zelf kan de (rechts)persoon handelingsrecht verlenen. Daarover gaat artikel 6: “De persoon kan (vrijwillig) recht op handeling met zijn beschikbare persoonsinformatie verlenen aan andere personen.” Hoe dat vorm krijgt, volgt direct in artikel 7: “De personen bepalen in een overeenkomst voor specifieke verlening van handelingsrecht tenminste a. de persoon die handelingsrecht verleent, b. de persoon die handelingsrecht verkrijgt, c. het doel, d. de termijn en e. de relevante deelverzameling van de beschikbare persoonsinformatie.”
Naast de handelingsrechten zijn er natuurlijk ook de “[w]ettelijke handelingsverplichting[en]” met persoonsinformatie. Daarover gaan de artikelen 8 en 9.

Ook belangrijk voor voldoende maatschappelijk evenwicht zijn de vijf afsluitende artikelen die gaan over de wettelijke verplichting tot het afleggen van “[v]erantwoording over handeling en beheer”. Ik noem slechts artikel 12: “De andere persoon […] verantwoordt zich ongevraagd pèr transactie aan de persoon over handeling met diens persoonsinformatie. De rapportagetermijn is maximaal veertien dagen na voltrekking van de transactie.”

U bent informatiedemocraat? U omarmt het informatiedemocratische gedachtengoed? Mooi! Waar is het wachten dan op? Op een Partij voor Informatiedemocratie?


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

maandag 15 november 2010

Xleutelring

Wie naar informatie zoekt, gebruikt daarvoor bepaalde kenmerken. In onze informatiesystemen noemen we dergelijke kenmerken ook wel sleutels. En een beetje informatiesysteem beschikt op die manier al over een behoorlijke sleutelbos. Of misschien beter: een sleutelverband. Het gaat immers om onderling afhankelijke sleutels die informatie in de context van een enkel informatiesysteem op coherente wijze ontsluiten voor deelnemers aan een of meer personenverbanden.

Op een iets ruimere schaal, de enterprise, kennen we doorgaans een hele ris informatiesystemen die onderling tal van informatiebetrekkingen onderhouden. Een beetje enterprise kent derhalve een respectabele verzameling sleutelbossen. Of misschien beter: een sleutelverband van sleutelverbanden. Want die sleutels zijn, vanwege de informatiebetrekkingen op enterprise niveau, onderling afhankelijk om informatie in de context van de enkele enterprise op coherente wijze te kunnen ontsluiten voor verschillende groepen medewerkers.

We zijn er nog niet, want een beetje enterprise onderhoudt tegenwoordig tal van digitaal gefaciliteerde informatiebetrekkingen met een veelheid aan andere enterprises. En dat overkoepelende geheel kent derhalve een boven-respectabele verzameling sleutelbossen. Of misschien beter: een sleutelverband van sleutelverbanden van sleutelverbanden. Want ook op die overkoepelende schaal zijn sleutels onderling afhankelijk om informatie op coherente wijze te kunnen ontsluiten ten behoeve van vele participanten in tal van (wisselende) samenwerkingsverbanden.

Tot en met de schaal van de enterprise zijn we inmiddels behoorlijk vertrouwd met de ‘materie’. Ook kennen we de omvangrijke (integratie)problematiek die daarbij speelt. Vaak zelfs van dichtbij. Problematiek waarvoor we nog altijd – en met veel energie/geld naar afdoende oplossingen zoeken. En wellicht bent u van mening dat we onze handen daaraan al meer dan vol hebben. Wellicht bent u om die reden eveneens van mening dat we die problematiek eerst maar eens grondig op (ons eigen) enterpriseniveau moeten oplossen voordat we het enterprise overstijgende deel gaan tackelen.

En toch…. Toch wil ik hier en nu die stap wèl zetten en vanuit enterprise overstijgende schaal kijken naar passende oplossing. Een oplossing die derhalve ook op de kleinere schaal van enterprise en informatiesysteem concreet gerealiseerd kan worden! Daar, op die ruimere schaal, ligt de oplossing eigenlijk direct voor het oprapen en wacht geduldig op uw ontdekking.

Wie vandaag de dag (rechts)personen wereldwijd effectief en efficiënt wil laten samenwerken, dient ervoor te zorgen dat mensen elkaar begrijpen. Dat lukt optimaal als zij dezelfde informatiepatronen vinden. Dat lukt dus met behulp van sleutels die onderling stelselmatig samenhangen. En precies daar ontbreekt het ons aan. Verreweg de meeste sleutels die we momenteel gebruiken, zijn volstrekt los en onafhankelijk van elkaar ontstaan. Dergelijke sleutels verwijzen ons – dus – telkens weer en onsamenhangend naar afwijkende informatiepatronen. Dat is niet efficiënt, weinig effectief en leidt veelal tot teleurstellende samenwerking annex resultaten.

Vraag is nu hoe we stelselmatig samenhang kunnen vestigen tussen die veelheid aan onsamenhangende sleutels. Dat lukt met een aparte infrastructurele voorziening; met een, wat ik nu maar even noem, Xleutelring.

Die Xleutelring gidst informatiezoekers om te beginnen trefzeker en transparant naar precies dezelfde (onsamenhangende) informatie als voorheen. Eerst maar eens 1-op-1 overstappen! Uitermate prettige bijkomstigheid is dat zo’n Xleutelring stapsgewijs, dat wil zeggen per sleutel/groepje sleutels, in bedrijf wordt genomen. De nog bestaande ‘winkel’ blijft daarbij gewoon open. Risicovolle big-bang operaties zijn niet aan de orde. En dat is alvast een hele zorg minder!

Nadat een aantal sleutels in de Xleutelring is ondergebracht (daar moet uiteraard een goed doortimmerd programma voor worden opgesteld), komt voor die sleutels de volgende fase in beeld: de erop betrokken informatie wordt nu geïnfrastructuraliseerd tot, zeg maar even, inframatie. Dat wil zeggen dat de oude informatie geschikt gemaakt wordt voor stelselmatig hergebruik. Die inframatie wordt toegevoegd aan de Xleutelring, komt slechts enkelvoudig voor en is bereikbaar via bijbehorende, nieuwe, xleutels. Voor het koppelen van de oude sleutels aan de nieuwe xleutels zorgt, transparant voor de informatiesystemen, de Xleutelring. Dat lukt omdat de Xleutelring als een aparte infrastructurele voorziening is gepositioneerd en geïmplementeerd.

Om inframatie via xleutels te kunnen vinden, zijn nieuwe, infrastructurele services nodig: xervices. Daar wordt de Xleutelring mee aangevuld. Informatieverzoeken van informatiesystemen worden aan de juiste (eveneens herbuikbare) xervices gekoppeld om de benodigde inframatie te ontsluiten. Nogmaals: daarvoor zorgt de Xleutelring – transparant voor de betrokken informatiesystemen.

De laatste fase bestaat erin de huidige informatiesystemen gefaseerd en deel voor deel om te zetten in inframatiexystemen door ze te ontdoen van functies en informatie die inmiddels via Xleutelring, als infrastructurele voorziening, worden geleverd. Elk van deze inframatiexystemen orchestreert dan zelf, optimaal gefaciliteerd door Xleutelring, haar eigen informatie – soepel en in lijn met de gevarieerde en variërende informatiebehoeften van vele participanten in allerhande samenwerkingsverbanden.

Wie vandaag de dag (rechts)personen wereldwijd effectief en efficiënt wil laten samenwerken, dient ervoor te zorgen dat mensen elkaar begrijpen. Dat lukt optimaal als zij dezelfde informatiepatronen vinden. Dat lukt met een Xleutelring als stelselmatig ingerichte infrastructurele voorziening. Dat lukt wereldwijd. Dat lukt zeker ook op het niveau van de enkele enterprise. Ter facilitering van effectieve en efficiënte samenwerking. Tot duurzaam concurrerend resultaat.

Noot:
De term ‘Xleutelring’ is synoniem met informatierotonde. Voor de hierboven gegeven oplossingsschets is dankbaar gebruik gemaakt van, met name, Informatierotonde voor semantische interoperabiliteit.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

zondag 31 oktober 2010

Human Interoperability

Interoperabiliteit blijft nog zo vaak en zo gemakkelijk hangen op het technische vlak. De noodzaak om vèrder te kijken dan de technische neus lang is, wordt niet of nauwelijks gevoeld. Vergis ik me? De hedendaagse mens als gebruiker van een veelheid aan (wisselende) informatiesystemen redt zich maar; de aandacht blijft volop uitgaan naar de machines die onderling zo eindeloos veel berichten rimpelloos moeten kunnen uitwisselen.

In april 2009 vroeg ik in mijn column Menselijke interoperabiliteit expliciet aandacht voor het zo specifiek menselijke dat interoperabiliteit tot een uiterst bruikbaar hulpmiddel in moderne mensenhanden maakt. Nu, in oktober 2010, voegde ik daar een Slideshare presentatie aan toe.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

dinsdag 26 oktober 2010

Wat is infrastructuur (eigenlijk)?

Een best lastige vraag – onmogelijk te beantwoorden in het bestek van een korte tekst als deze. Hier blijft het dan ook bij een ietwat ruwe verkenning; een opsomming van een handvol onderling samenhangende aspecten.

Vanzelfsprekend
Infrastructuur is vaak ‘onzichtbaar’. Het is er eigenlijk altijd en manifesteert zich vooral als een dissatisfier: pas wanneer (een deel van) een infrastructuur uitvalt, krijgen we er al mopperend oog voor. Een stroomstoring, bijvoorbeeld, ‘berooft’ ons van licht, veiligheid, warmte, internet – kortom van zo’n beetje alle gemakken die we zó doodgewoon vinden dat we ze pas opmerken wanneer ze haperen of wegvallen. Vrijwel iedereen weet uit eigen ervaring dat een stroomstoring (of een storing in de watervoorziening) al snel ontwrichtend uitwerkt op zo’n beetje alle levensverbanden – van huishouding tot bedrijf tot delen van de samenleving.

Structuur
Infrastructuur is eerst en vooral structuur. Bijzonder eraan is dat die structuur infra is; dat wil zeggen onderliggend. Onderliggend in de zin van dienstbaar aan één of meer andere structuren. De infrastructuur voor elektriciteit is onderliggend/dienstbaar aan bijvoorbeeld elektrisch treinverkeer – dat op haar beurt weer als infrastructurele voorziening aangemerkt kan worden ten behoeve van uw en mijn vervoer. Onderliggende structuren tellen, praktisch, pas zinvol als infrastructuur wanneer ze algemene voorzieningen omvatten die hergebruikt kunnen worden door één of meer bovenliggende structuren (suprastructuren).

Onderling afhankelijk
Infrastructuur en suprastructuur zijn onderling afhankelijk. Suprastructuren werken niet (goed) zonder de voorzieningen van de erop betrokken infrastructuur. Omgekeerd heeft infrastructuur geen bestaansrecht zonder de ervan gebruik makende suprastructuren. De hiervoor gegeven voorbeelden zijn wat dat betreft meer dan illustratief.

Dynamisch
Infrastructuur en de erop betrokken suprastructuren beïnvloeden elkaar wederzijds en zijn continu in ontwikkeling. De inhoud (het voorzieningenpakket) van een suprastructuur annex infrastructuur wordt gestuurd door de gevarieerde en ook variërende behoeften van haar gebruikers. En de inhoud van infrastructuur stuurt op haar beurt mede de inhoud van de erop betrokken suprastructuren. Onze infrastructuur voor wegverkeer kent inmiddels, als gevolg van alsmaar toenemende drukte en andere maatschappelijke ontwikkelingen, allerhande uitbreidingen als camera’s, spitsstroken en digitale informatieborden.

Vakwerk
De verdeling van de totale inhoud over suprastructuren en de erop betrokken infrastructuur dient kundig te worden aangestuurd en uitgevoerd. Onkunde, besluiteloosheid enzovoort leiden tot verspilling door duplicatie van functies in de onderscheiden suprastructuren. In sterk opkomende informatiemaatschappij leidt dat tot inconsistentie van informatie door ongebreidelde duplicatie en onsamenhangende verwerking. Daarvan is onze overheid een ‘goed’ voorbeeld: ze dient burgers en bedrijven nog steeds met – op informatisch terrein – vrijwel autonoom opererende instanties (suprastructuren) die elk, grotendeels op eigen wijze, ‘infrastructurele’ voorzieningen treffen ter facilitering van allerhande informatieverkeer met, nota bene, maatschappelijk bereik! Dergelijk acteren is contraproductief en stuit in toenemende mate op verwarring en ergernis. Merk op dat ook op wat kleinere schaal, binnen een bedrijf bijvoorbeeld dezelfde problematiek speelt.

Subjectief en situationeel
Wat (vak)mensen zoal tot een infrastructuur rekenen, is mede afhankelijk van relevant ge(d)acht perspectief. De gebruiker van een fiets (of mobieltje) zal zijn vervoermiddel (of communicatiemiddel) waarschijnlijk niet tot infrastructuur rekenen; dat ligt bij een tram (of PC op het werk) waarschijnlijk anders. En de beheerder van bepaalde infrastructurele voorzieningen (bijv. waterleidingnet of rioleringsstelsel) heeft natuurlijk ook weer een geheel eigen kijk op ‘zijn’ infrastructuur. De ontwerper van infrastructurele voorzieningen (bijv. een brug) rekent specifieke suprastructuren (zoals auto en schip) tot infrastructuur en beperkt daarbij zijn aandacht tot de maten en gewichten ervan ten behoeve van passende onderlinge afstemming van water- en wegstructuren.

Evenwichtige waardering
Bij het infrastructuraliseren van delen van suprastructuren (en vice versa) is altijd sprake van het vinden van evenwicht tussen autonomie en coördinatie. Autonomie legt de nadruk bij de waardering van individueel gedrag van personen inzake (hun eigen) suprastructuren. Daar waar dergelijk gedrag tot hinderlijke aanvaringen/botsingen begint te leiden, ontstaat ruimte voor coördinatie. Ruimte, met andere woorden, voor afwaardering van individuele belangen annex afwijkende voorzieningen ten faveure van algemeen belang annex infrastructurele voorzieningen. Coördinatie legt de nadruk op de waarde van uniform gedrag van personen inzake hun individuele verkeren in gemeenschappelijke verbanden. Per saldo dient infrastructuralisering de gewaardeerde vrijheid van de gemeenschap als geheel te vergroten.

Level playing field
Infrastructuralisering richt zich (dus) ook op het opheffen van ongelijkheid tussen in principe gelijkwaardige (groepen) gebruikers. Van de infrastructuur voor, bijvoorbeeld, wegverkeer kan in principe iedereen gebruik maken mits men over de juiste vaardigheden en middelen beschikt en zich aan de van toepassing zijnde regels houdt.

Immateriële elementen
Infrastructuur bestaat nooit alleen uit materiële zaken, maar omvat altijd ook immateriële elementen. Ook (spel)regels voor ordelijk gebruik en toezicht tot handhaving ervan – inclusief sanctionering zijn noodzakelijk voor een duurzaam functionerende infrastructuur.

Emergente infrastructuren
Nieuw opkomende infrastructuren – zoals informatie-infrastructuur waarbij betekenis van informatie breed wordt gedeeld ten behoeve van samenhangend en toch heel gevarieerd individueel handelen in gemeenschappelijk verband – hebben (nog) grote moeite serieuze aandacht te trekken. Zelfs wanneer de problemen hardnekkig, evident en groot zijn zoals in het hierboven geschetste overheidsvoorbeeld, worden oplossingen niet of nauwelijks in emergent infrastructurele richting gezocht. Dat is reuze jammer, want kundige infrastructuralisering van betekenis van informatie werkt enorm stimulerend uit op verdere ontwikkeling van zowel bedrijf (enterprise) als maatschappij.

Noot:
Aanzet tot het schrijven van deze tekst vormde een discussie met Sjaak Laan over de (on)grijpbaarheid van het begrip infrastructuur. Daarbij maakte ik dankbaar gebruik van informatie op Sjaak’s eigen website (IT georiënteerd) en van informatie op de website van Pieter Wisse (Civiel Informatiekundig georiënteerd). Sjaak schrijft momenteel een boek over Infrastructure Architecture waarin hij zich uiteraard uit heeft te spreken over het begrip infrastructuur.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

maandag 27 september 2010

Betekenix

Betekenis van informatie is zo doodgewoon, dat we er niet of nauwelijks bij stilstaan. Waarom zouden we ook. Als mensen onder elkaar kom je er eigenlijk altijd wel uit. “Hoe bedoelt u?”, vragen we in geval van twijfel. Extra verklaring als antwoord op zo’n vraag, lost dreigende verwarring doorgaans soepel op. Ik zei het al: doodgewoon. Niet iets om (lang) bij stil te staan. Toch?

Wie desondanks de moeite neemt… en toch, even maar, zijn pas inhoudt… ziet dat menselijke betekenisgeving een bijzonder en dynamisch proces is. Al snel wordt u duidelijk dat informatie nooit op zichzelf staat, maar altijd en onafscheidelijk vergezeld gaat van informatie er-om-heen; de context, zeg ook maar.

De manier waarop iets gezegd wordt is vaak doorslaggevend voor de toekenning van betekenis. Ook degene die de boodschap brengt is daarbij van belang: is het je baas, een collega of een toevallige passant? Wanneer iemand achter u uitroept: “ongelooflijk – een tijger!”, zult u naar alle waarschijnlijkheid omkijken om te zien (lees: informatie er-om-heen verwerven) welke verdere maatregelen u dient te treffen. En als u de daadwerkelijke aanwezigheid van een tijger vaststelt, zal de precieze betekenis daarvan sterk afhangen van uw verdere waarnemingen (opnieuw: informatie er-om-heen verwerven): loopt het beest vrij rond of bevindt het zich in een goed afgesloten kooi. Dat alles is doorslaggevend voor uw persoonlijke betekenisvorming, uw aanstaande gedrag en welbevinden.

Mensen vertonen daarbij, volautomatisch, toch zo heel bijzonder gedrag: ze wisselen bliksemsnel en onbewust van context. Wie in een conversatie over “blokken” verzeild raakt waarbij het toneel gevormd wordt door een huiskamer met een studerend kind (een context), een peuter in een box met speelgoed (een context) en een Tv-toestel waarop een volleybalwedstrijd te zien is (een context)… die schakelt soepel en volautomatisch heen en weer tussen de op dat toneel verschillende contexten annex betekenissen van “blokken”. Betekenis is overduidelijk afhankelijk van de situationeel ‘ingeschakelde’ context.

Menselijke betekenisgeving is een door en door conteXtueel gebeuren. En in het kielzog van zich voortdurend ontwikkelende conteXt is de vorming van betekenis een door en door dynamisch proces. Betekenis is daarom altijd betekeniX als er mensen bij zijn betrokken. Toch goed om eens even bij stil te staan!

Hoe gaan we daar in onze IT-systemen mee om? IT-systemen hebben eigenlijk twee ‘kanten’. De kant van de menselijke gebruiker – de kant van betekeniX; zie boven. En de kant van de, zeg maar even, techniek – de kant van betekenis. Techniek springt op een volstrekt statische manier met betekenis om. Heel anders dan menselijke gebruikers doen: dynamisch. Betekenis van informatie wordt in de techniek vóóraf vastgesteld en in het beton van het IT-systeem gegoten. Anders kunnen de IT voorzieningen er domweg niet mee uit de voeten.
Ronduit problematisch daarbij is dat de technische kant er nog altijd van uitgaat dat de menselijke gebruiker daar op dezelfde, statische manier mee omspringt. En dat is niet zo; zie boven. Er zit nu eenmaal serieus verschil tussen betekenis en betekeniX. En er is nog (vrijwel) niemand die daar serieus bij stil staat. Hoe dat komt? Ach, betekenis van informatie is zo doodgewoon. Niet iets om (lang) bij stil te staan. Toch?

Ja, toch wel! Want betekenis is voor mensen altijd betekeniX; zie boven. Techniek blijft, naar haar aard, steken op betekenis. En om dat verschil te overbruggen moet techniek – naast oog voor informatie – ook oog krijgen voor het belang van informatie er-om-heen en het onlosmakelijke verband tussen die twee. Wanneer de techniek, samen met de informatie zelf, ook voldoende informatie er-om-heen samenhangend beschikbaar maakt, worden menselijke gebruikers optimaal bediend om tot bedoelde betekeniX te komen. Zo faciliteert technische betekenis de menselijke betekeniX.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

dinsdag 31 augustus 2010

Doorbraakfocus

Digitale technologie toverde traditionele maatschappij om tot een moderne informatiemaatschappij en loopt nu tegen haar eigen beperkingen aan. Beperkingen? Ja, want wie goed kijkt, ziet dat onze hedendaagse informatiesamenleving smoort en vastloopt in haar veelheid aan onsamenhangende informatieverzamelingen. Terwijl de roep om samenhang en transparantie (eenduidige betekenis) van informatie in maatschappij en bedrijfsleven hand over hand toeneemt, woekeren eindeloze duplicatie en vrijwel onbeheersbare inconsistentie van informatie als een veenbrand hardnekkig voort [1]. En met digitale technologie alleen raakt dat probleem (maar) niet opgelost; integendeel: eenzijdige focus op digitale technologie maakt de hele situatie elke dag alleen maar erger.

Hoogste tijd daarom voor volgende ontwikkelingsstap. Een stap (sprong) die ertoe zal leiden dat we over een jaar of 10-15 zoiets als informatie-infrastructuur doodgewoon zijn gaan vinden. Niemand kijkt daar nog van op. Iedereen weet wat het is en heeft er alle vertrouwen in gekregen. We zijn allemaal – zowel burger, bedrijf als overheid – op vergelijkbare wijze deel gaan nemen aan informatieverkeer over informatie-infrastructuur!

Eigenlijk is die ontwikkeling vergelijkbaar met de ontwikkeling die uiteindelijk leidde tot onze huidige infrastructuur voor fysiek verkeer. U weet wel, die uiterst krachtige en algemene voorziening waar burgers, bedrijven en overheden al sinds ‘mensenheugenis’ intensief gebruik van maken. Dag in dag uit. Gezamenlijk en zonder onderscheid. Doodgewoon. En er is niemand die het in zijn hoofd haalt een aparte verkeersinfrastructuur aan te leggen voor bijvoorbeeld ambtenaren. Nee, zoiets zou te gek zijn voor woorden.
Gek genoeg doen we dat voor informatie wèl! Op grote schaal zelfs. In onze moderne informatiemaatschappij lopen we wat dat betreft nog flink achter. Wie houdt er niet krampachtig vast aan het hebben en (onder)houden van eigen en aparte informatieverzameling(en)? Elk met individuele en afwijkende informatiestructuren annex betekenissen waardoor uitwisseling van informatie niet of nauwelijks verder komt dan het niveau van digitale technologie. Op menselijk, dat wil zeggen semantisch/pragmatisch niveau – het niveau waar het draait om de uitwisseling van situationele betekenis van informatie… waar het draait om samenwerken en elkaar begrijpen [2]… op dàt niveau hapert en stokt verdere ontwikkeling van informatiemaatschappij en grijpt verwarring om zich heen.

Samenhang en transparantie (heldere betekenis) van informatie tussen gevarieerde en variërende partijen is onbereikbaar zolang we ons eenzijdig blijven focussen op digitale technologie; op aparte, losse informatieverzamelingen annex betekenissen [3]. Dan smoren we – u en ik – langzaam maar zeker met/in onze informatiehooibergen en lopen uiteindelijk vast.
De ontwikkeling tot informatiemaatschappij – door digitale technologie zo onstuimig in gang gezet (waarvoor oprechte hulde en dank!) – stagneert nu sterk door aanhoudende focus op diezelfde technologie. Daarom zijn we toe aan die volgende ontwikkelingsstap. Toe aan een nieuwe, extra focus: trefzekere uitwisseling van informatie van eenduidige betekenis ten behoeve van alle deelnemers aan informatieverkeer. We zijn toe aan sanering en infrastructuralisering van veel van onze bestaande informatieverzamelingen tot een stelselmatig opgezette informatie-infrastructuur. Toe aan een uiterst krachtige en algemene voorziening waar burgers, bedrijven en overheden gezamenlijk en zonder onderscheid gebruik van maken. Om ongekende bloei van informatiemaatschappij krachtig te faciliteren.

Alleen mensen die elkaar begrijpen, kunnen trefzeker samenwerken. Om dat in een mondialiserende informatiesamenleving als de onze – met alsmaar beweeglijker verhoudingen soepel te realiseren, is die extra focus hard nodig. Focus waarmee betekenis van informatie eenduidig vast komt te liggen voor iedere deelnemer aan informatieverkeer over nieuwe informatie-infrastructuur. En de ons vertrouwde focus? Die blijft. Die verzekert ons van deugdelijk transport en degelijke verwerking van inmiddels infrastructureel georganiseerde informatie. Zoals we dat al sinds jaar en dag gewend zijn.

noten
[1] Uitgebreider schreef ik daarover in het artikel Modern Informatieverkeer (2008). Een verkorte versie daarvan is te vinden als Ontsnapping uit digitaal gekkenhuis in de bundel Eerlijk zullen we alles delen; verkenningen naar interoperabiliteit (2009).
[2] Deze pakkende oneliner ontleende ik aan de gelijknamige brochure van Forum Standaardisatie: Samenwerken en elkaar begrijpen (2010).
[3] Als eventuele (verdere) blikopener kan de bijdrage Korte boodschap over semantische interoperabiliteit (2010) verhelderend werken. Ook het artikel Met zoveel woorden (2009) bevat wat dat betreft veel nuttige toelichting.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

donderdag 12 augustus 2010

Open (Informatie) Systemen

We leven in een buitengewoon interessante tijd! In “times of drastic change”, om het met de woorden van Eric Hoffer te zeggen. Zo’n beetje alles is tegelijk in beweging; vrijwel niets blijft lang hetzelfde. De waarde, de betekenis van de dingen om ons heen – die verandert waar we bij staan. En in zo’n wereld; een leefwereld waarin oude en vertrouwde stabiliteit en vastigheid (traditie) in hoog tempo met de ene nieuwigheid na de andere overspoeld wordt (mode), raakt uiteindelijk alles op drift en mensen in de war.

Volgens de theorie van Open Systemen (Ilya Prigogine) zijn er in de slotfase van een dergelijke leefwereld twee mogelijkheden. Ofwel het systeem stort in en gaat te gronde, ofwel het ontwikkelt zich tot een nieuwe, hogere vorm. Een kwalitatief andere en ook rijkere vorm met een nieuwe basis (traditie) waarop volgende vernieuwingen (mode) weer lange tijd vruchtbaar floreren. Enzovoort, enzovoort.

In Organisatietektoniek ontwikkelt organisatie zich als open systeem tot nieuwe en hogere vorm. En het spreekt voor zich dat informatie – die altijd een adequate afspiegeling dient te zijn van organisatie – in die ontwikkeling méé moet. Ook informatie dient zich tot een nieuwe en hogere vorm te ontwikkelen! Een vorm die soepel aansluit op flexibele(r) structuren en dynamiek van nieuwe organisatie. Want nieuwe organisatie kan (per definitie) niet uit de voeten met oude informatievorm.

De vlinder die zich uit de rups ontwikkelde, krijgt zijn informatiebehoeften domweg niet ingevuld met de informatievorm die voor de rups zowel vanzelfsprekend als ook toereikend was. De vlinder leeft nu eenmaal in ruimere en rijkere wereld en dat vereist – volgens de wet van de vereiste variëteit (William Ashby) – een daarbij passende informatievorm.

Vraag is nu wat de informatiekundige implicaties zijn van de in Organisatietektoniek geschetste transformatie. Mensen raken steeds nadrukkelijker geconfronteerd met externe dynamiek – met een buitenwereld die zich voortdurend en schijnbaar moeiteloos manifesteert als een beweeglijke veelheid aan doorlopend op elkaar inwerkende gebeurtenissen. Hoe zit het dan met de informatie waarmee we de gebeurtenissen in dynamische bedrijvigheid van open organisatie representeren? Een belangrijke vraag!

Zijn onze informatiesystemen vanuit een externe, een open oriëntatie opgezet? Zijn ze berekend op nieuwe dynamische kernen en op variërende en loosely coupled structuren – zo eigen aan open organisatie? Hoe effectief zijn onze informatiesystemen voor medewerkers en management van open organisatie?

Passende informatievoorziening vraagt om een oriëntatie op informatie die recht doet aan hedendaagse dynamiek en onvoorspelbaarheid van reële informatiebehoeften van gevarieerde en variërende interne en externe partijen. Zo’n oriëntatie omvat dan ook een stelselmatige (her)ordening van informatie waarbij zowel verschillen als overeenkomsten in betekenis van informatie voor alle partijen in informatieverkeer altijd helder vast staan. Punt. Dàt vormt in hoofdzaak de nieuwe basis waarop iedere partij (in informatieverkeer) haar individuele activiteiten soepel integreert met een keur aan (wisselende) interne en externe samenwerkingsverbanden.

Door stelselmatige (her)ordening van informatie tot eenduidige betekenis voor alle betrokken partijen, transformeren informatiesystemen van gesloten naar open systemen. Open informatiesystemen die bedrijvigheid van open organisatie soepel faciliteren.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

woensdag 14 juli 2010

Semiotische Enneade

C.S. Peirce (1839-1914) realiseerde zich terdege dat er iets schortte aan ‘zijn’ Semiotische Triade. Een structurele oplossing vond Peirce echter niet. Hij kwam niet verder dan articulatie van relatie tussen Teken en zijn omgeving; de “Ground”, zoals Peirce het noemde, ‘waarop’ elk Teken zich manifesteert.

P.E. Wisse (1952) ontwikkelde deze, eerder door Peirce gearticuleerde Ground. Daarbij breidde hij de oorspronkelijke semiotische triade uit tot semiotische enneade (2002) – een, net als de semiotische triade, niet-reduceerbaar geheel van betrekkingen tussen de samenstellende elementen. Wisse ontwikkelde de drie elementen van de semiotische triade – Object, Teken en Betekenis – tot gelijknamige dimensies van elk drie elementen.

Betekenis. Mensen zijn gemotiveerde wezens. Ze kunnen hun aandacht ergens op richten (Focus) en daarbij vanuit verschillende Motieven tot verschillend Begrip komen. Op de dimensie Betekenis verschijnen op die manier achtereenvolgens: Motief, Focus en Begrip. Daarbij kan Focus als het ware als een vrij te kiezen punt op deze dimensie heen en weer bewegen, waarbij zich steeds nieuwe Motief/Begrip verhoudingen vormen. Hoe gedetailleerder het Motief, hoe duidelijker de omlijning van Begrip. Omgekeerd: hoe beperkter het Motief, hoe vager omrand, hoe breder de mogelijkheden voor invulling van Begrip.

Object. Interpretatie van tekens leidt in de werkelijkheid tot concreet Gedrag. Bepaald Gedrag gebeurt niet los, maar vindt altijd plaats in nauwe samenhang met een bepaalde Situatie. Gedrag is, met andere woorden, situationeel. Gedrag is aan Situatie gerelateerd via een vrij te kiezen punt (Identiteit) op de dimensie Object. Op deze dimensie verschijnen op die manier respectievelijk Situatie, Identiteit en Gedrag. Hoe gedetailleerder de Situatie, hoe minder speelruimte er is voor Gedrag. Omgekeerd: naarmate de Situatie vager is en meer open laat, is de ruimte voor het vertonen van variatie in Gedrag groter.

Teken. Via een onafgebroken stroom aan tekens (informatie) is er die continue wisselwerking tussen de dimensies Object en Betekenis. De dimensie Teken wordt analoog aan de twee andere dimensies opgebouwd met respectievelijk Context, Signatuur en Intext. Ook hier kan Signatuur als het ware als een vrij te kiezen punt op de Teken dimensie heen en weer bewegen, waarbij zich steeds wisselende Context/Intext verhoudingen vormen. Een goed verstaander (uitgebreide Context) heeft aan een half woord (beperkte Intext) genoeg. Omgekeerd: wie iets niet begrijpt als gevolg van een te beperkte Intext, vraagt “Hoe bedoelt u?” – als uitnodiging tot het verstrekken van extra informatie (lees: Context).

Niet gemakkelijk zegt u? Een verhelderende afbeelding van de semiotische enneade vindt u, bijvoorbeeld, in figuur 1 van Een nieuw raamwerk voor informatiebegrippen – een prima Nederlandse vertaling van het oorspronkelijke Dia-enneadic framework for information concepts. Een mogelijk wat ingewikkeld ogend model dat op allerhande manieren doorlopen kan worden. Hieronder volgt slechts een enkel voorbeeld; u kunt de volgende tekst, als u dat wilt, ‘meelezen’ in de zojuist gewezen figuur.

Als we in een bepaalde Situatie, die we ge-Teken-d krijgen als Context, om de één of andere reden (Motief) onze aandacht ergens op richten (Focus), komen we tot bepaald Begrip (betekenis) van de Situatie. En dat Begrip stuurt op zijn beurt Gedrag. Gedrag is Situationeel bepaald. Identiteit fungeert als een soort scharnierpen waarmee Situatie en Gedrag tegelijkertijd onderling nauw zijn verbonden als ook ontkoppeld/onderscheiden. Tekens aangaande (informatie over) Gedrag vatten we op als Intext en koppelen aan Begrip in ons brein. Tekens aangaande (informatie over) de Situatie vatten we op als Context en koppelen aan het Motief in ons brein.

Wanneer twee individuen zich onderling gedragen (communiceren, samenwerken enzovoort), kan elk individu samengebald gedacht worden in een eigen enneade. Dan geven zij elkaar – dia-enneadisch, zeg ook maar; zie figuur 4 in hetzelfde document – voorturend Tekens. Elke individuele semiosis (een hoofdzakelijk intern proces) eindigt in een extern Teken, een teken dat de ander aanzet tot een volgende semiosis.

In geval dat ingewikkelde spel van communicatie met digitale technologie moet worden ondersteund, doen we er verstandig aan onszelf niet te beperken tot het sturen van voldoende Intext (zoals we dat momenteel steevast doen), maar tegelijk ook te voorzien in voldoende Context. Die twee zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het is op die manier dat de tekenvoortbrenger de tekenontvanger optimaal in staat stelt de bedoelde be-Teken-is uit het tekenverkeer te Begrijpen.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

vrijdag 9 juli 2010

Semiotische Triade

Wij, mensen, zijn feitelijk niet in staat tot het doen van onmiddellijke, dat wil zeggen directe waarnemingen. Onze zintuigen staan altijd tussen ons en de ons omringende werkelijkheid in; zonder onze zintuigen nemen wij niets waar. En ons brein interpreteert die zintuiglijk opgepikte signalen op basis van wat het al weet uit eerdere waarnemingen. Het is die interpretatie die ons vervolgens aanzet tot activiteit, tot gedrag. Gedrag dat op zijn beurt in de vorm van nieuwe signalen kan worden waargenomen en aansluitend weer door ons brein geïnterpreteerd. Zo raakt kringloop van mens als informatieverwerkend wezen rond.

C.S. Peirce (1839-1914) verwerkte dergelijke kennis tot ‘zijn’ semiotische triade (1902). Objecten in de ons omringende werkelijkheid leiden tot Betekenis (interpretanten) in ons brein – nooit onmiddellijk, maar altijd via de Tekens (signalen) die onze zintuigen opvangen. Deze Tekens intermediëren. Ze verwijzen ons enerzijds naar Objecten in de werkelijkheid. En anderzijds leiden diezelfde Tekens tot Betekenis in ons brein.

De in de IT-praktijk als vanzelfsprekend gehanteerde waarheid dat er een rechtstreeks en vast verband tussen Object en Betekenis bestaat… berust op een misverstand. Want die relatie ‘loopt’, zo leren we van Peirce, altijd via opgevangen Tekens (informatie) tot Betekenis in ons brein.

De semiotische triade verklaart dat één en dezelfde gebeurtenis, op één en hetzelfde moment waargenomen door twee (zij aan zij staande) waarnemers, tot (heel) verschillende betekenisgeving kan en zal leiden. Elke afzonderlijke waarnemer beschikt immers over een eigen brein dat is ‘geladen’ met een uniek netwerk aan interpretaties dat is ontstaan uit vele individueel en door de tijd heen opgevangen tekens.
Ook het terugdenken aan een bepaalde gebeurtenis door één persoon op twee verschillende momenten in de tijd, kan gemakkelijk tot (heel) verschillende betekenissen leiden. Die beide betekenissen worden immers gescheiden door een verzameling tussentijds ontstane interpretaties – teweeggebracht door een veelheid aan tussentijds opgevangen tekens.
Niet ieder mens is bang voor spinnen. Verschillende ervaringen ermee leiden nu eenmaal tot verschillende interpretaties van ‘spin’. Iemand die bang is voor spinnen, is dat waarschijnlijk niet altijd (in dezelfde mate) geweest. Tussendoor ontstonden nieuwe interpretanten die zijn/haar verhouding tot spinnen positief/negatief beïnvloedden.

Tegelijk maakt de semiotische triade glashelder dat menselijke betekenisgeving aan informatie (tekens) over de ons omringende werkelijkheid niet alleen een volstrekt subjectieve, maar vandaag de dag ook een zeer dynamische bezigheid is. Moderne technologie maakt informatie in een handomdraai overal en voor wie dan ook maar beschikbaar. Any thing, any time, any place, any body. De gevolgen daarvan tekenen zich af in sterk toegenomen beweeglijkheid van betekenis, ontstaan uit alsmaar meer, alsmaar beweeglijker tekens (informatie).

De vraag hoe IT menselijke betekenisgeving in dynamiek van hedendaagse informatiemaatschappij effectief en efficiënt dient te faciliteren, is een heel wezenlijke. Want een werkelijkheid waarin zo’n beetje alles tegelijk in beweging is en verandering als enige constante telt, vraagt om hernieuwde oriëntatie op betekenisgeving aan informatie (tekens). De semiotische triade van Peirce wijst daarbij het begin van een nieuw en vruchtbaar pad.

Ook deze blog wordt aan u, lezer, voorgesteld als een Teken. Een Teken dat u enerzijds verwijst naar Objecten in uw persoonlijke realiteit en anderzijds nieuwe Betekenis bij u oproept. Welke uitwerking heeft dit Teken op u? Is/blijft Betekenis voor u vast… of ‘loopt’ Betekenis – voor uw (nieuwe) besef – via opgevangen Tekens?


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

maandag 28 juni 2010

Eigentijdse informatiegrenzen

Samenwerking met en tussen allerhande partijen gaat met sprongen vooruit wanneer zij hun informatiegrenzen verruimen.

Informatiegrenzen? Laat me het uitleggen. Ik begin bij organisatiegrenzen. Met elkaar zijn we enorm vertrouwd met het fenomeen organisatie inclusief haar afgrenzing van, zeg maar even, de rest van de wereld. Op zo’n manier probeert elke organisatie zich te onderscheiden en bewaart en bewaakt ze haar eigenheid, autonomie enzovoort. Daaraan zijn we inmiddels zo gewend geraakt dat we er niet eens meer bij stilstaan. En zonder dat we ons er (al te) bewust van zijn, realiseren we ons de organisatie als dat ene centrale richt- en vertrekpunt voor heel ons zakelijke denken en doen. De mensen en de machines die het werk uitvoeren; de gebouwen; het kopen en verkopen van goederen en diensten. Noem maar op – de organisatie werkt als dat vaste geheel van waaruit ‘alles’ haar beslag krijgt.
En informatie? Tja, daar geldt natuurlijk hetzelfde voor! Dat is niet meer dan logisch. Zoals iedere organisatie haar eigen mensen, goederen/diensten heeft, zo heeft ze ook haar eigen informatie. Daar hoeven we niet (lang) bij stil te staan! Toch?

De vraag is nu even: klopt dat ook? Kunnen we dat isgelijkteken wel zo gemakkelijk en vanzelfsprekend plaatsen tussen organisatiegrens en informatiegrens? Het antwoord luidt ontkennend. Sterker nog: zo’n mindset bezorgt ons vandaag de dag steeds meer en ook steeds grotere problemen!

We weten eigenlijk allang dat veel informatie tot ver over de grenzen van onze veelheid aan organisaties van toepassing is. Ook voelen we op onze klompen wel aan dat heel veel van die informatie veelvoudig in die vele systemen van die vele organisaties aanwezig is. Vanwege heersende ideeën over informatiegrenzen wil iedere organisatie immers vrij over één of meer eigen kopieën kunnen beschikken.

Wat we daarbij over het hoofd zien, is dat informatie van een heel andere orde is dan mensen, goederen/diensten. Daar waar een mens, goed/dienst òf hier òf daar is (geleverd), kan informatie zich, ‘dankzij’ duplicatie, èn hier èn daar èn daar èn … bevinden. En sinds de opkomst van ICT gebeurt dat in ijltempo, op zeer grote schaal en uitermate laagdrempelig. Daardoor bevindt elk willekeurig stukje informatie zich in een handomdraai in tal van verschillende systemen van tal van verschillende organisaties en daarmee in evenzovele nieuwe verbanden.
Nu is van belang te weten dat informatie nooit los, dat wil zeggen nooit an sich verkrijgbaar is, maar zich altijd en per definitie in een bepaald verband manifesteert. Elk afzonderlijk duplicaat komt met en vanuit dat verband tot een eigen betekenis. En al die eigen betekenissen leiden (in al die systemen van al die organisaties) tot verschillend gedrag – door en met die afzonderlijke duplicaten. Het is precies op die manier dat elk duplicaat-in-verband een eigen leven gaat leiden – als het ware op drift raakt en divergeert.
Wanneer dergelijke ‘duplicaten’ op enig moment weer met elkaar in verband worden gebracht, ontstaat maar zo verwarring, onbegrip en irritatie: de informatie blijkt ‘opeens’ en op grote schaal inconsistent. Dat is, inderdaad, een groot en groeiend probleem.

Zoiets bevordert, vriendelijk uitgedrukt, samenwerking tussen partijen nu niet bepaald. Integendeel! Terwijl effectieve en efficiënte samenwerking in hedendaagse dynamiek tussen een veelheid aan partijen in wisselende verbanden snel aan belang wint, raakt de daarvoor vereiste interoperabiliteit verder en verder in het slop.

Geavanceerde technologie is er genoeg – dáár ligt het niet aan! Wezenlijk hier is onze mindset: de oude en vertrouwde manier waarop wij onze informatiegrenzen trekken.

Informatie is van nature zo heel anders – dat geeft onze door ICT op hoge toeren geholpen wereld ons steeds duidelijker te verstaan. Van (heel) veel informatie is de concurrentiewaarde bovendien nul. Die informatie kunnen we met geavanceerde technologie gemakkelijk en zonder risico onderling delen. Nee, niet langer door die informatie te dupliceren, maar door elkaar het vaste en zekere zicht erop te verschaffen. Hoe? Door onze mindset aan te passen en onze informatiegrenzen eigentijds vorm te geven: verruil dupliceren voor samen delen en word een Verderkijker. Partijen die informatie samen delen, putten uit dezelfde bron en staan stevig op een solide basis van gemeenschappelijke betekenis tot duurzame samenwerking. Dat is, lijkt mij, pure winst!


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

maandag 14 juni 2010

Hup informatiehub!

Verreweg de meeste informatieverzamelingen worden tegenwoordig gemanaged met behulp van informatiesystemen. Dergelijke informatiesystemen annex informatieverzamelingen worden meestal betrekkelijk onafhankelijk van elkaar, elk vanuit eigen invalshoek(en), ontwikkeld en onderhouden. Mede daardoor vullen veel informatieverzamelingen elkaar prachtig aan terwijl er tegelijk ook sprake is van (mogelijk tegenstrijdige) overlappingen. Ter illustratie: veel informatieverzamelingen bevatten informatie over personen.

Uit overwegingen van efficiency is in de loop van de tijd de idee ontstaan informatieverzamelingen te koppelen. Zo’n verbinding heet ook wel “interface” en loopt via de managende informatiesystemen. Om “de interfacing” ter invulling van een bepaalde informatiebehoefte ordelijk te laten verlopen, moet in de ene informatieverzameling vaak extra informatie worden opgenomen. Informatie die door het andere informatiesysteem gebruikt wordt ter identificatie van relevante informatie. Op die manier ontstaat dan een starre configuratie die begint bij (1) de uitgebreide informatieverzameling en via (2) het ene informatiesysteem over (3) de interface doorloopt tot in (4) het andere informatiesysteem.

Tegenwoordig hebben wij-met-zijn-allen – dat wil zeggen: de vele organisaties in al hun variërende en gevarieerde interne en externe samenwerkingsverbanden – te maken met legio informatieverzamelingen annex managende informatiesystemen met daartussen dito interfaces. Dat komt neer op de toevoeging van veel extra (schakel)informatie in veel informatieverzamelingen. Informatie waar geen van de managende informatiesystemen om heeft gevraagd of ook maar belang bij heeft. Informatie die desondanks toch zorgvuldig onderhouden moet worden – op straffe van uitval van (delen van) de informatievoorziening. Ook ontstaan er op die manier eindeloos veel starre configuraties. Configuraties die gemakkelijk en snel onderling afhankelijk raken. Het onderhoud aan interfaces ontwikkelde zich al met al tot een organisatieoverstijgende, arbeidsintensieve en foutgevoelige aangelegenheid.

De afgelopen (ruim) drie decennia is zowel door leveranciers van software/expertise als door betrokken organisaties zelf, ongelooflijk veel tijd en geld gestoken in de ontwikkeling en inzet van integratieconcepten, gereedschap en de organisatie van integratiemanagement. De tot nu toe behaalde resultaten steken daar (nog) schril tegen af en werken vaak alleen onder relatief eenvoudige/ideale omstandigheden.

Maar… waarom focussen we ons eigenlijk (vrijwel) uitsluitend op integratie via interfaces – hoe geavanceerd van opzet ook? Hoe kunnen we onze veelheid aan starre en onderling afhankelijke koppelingen voorzien van gewenste beweeglijkheid? Hoe, met andere woorden, ontwikkelen we die koppelingen tot goed geoliede scharnieren?

Dat vergt, inderdaad, een extra voorziening: een scharnierpen. Anders gezegd: een informatiehub, een overstappunt/verdeelpunt waar informatieverkeer ordelijk wordt doorgeschakeld. Zo’n informatiehub (scharnierpen) werkt enerzijds als krachtige organisator van onderlinge samenhang, terwijl de afzonderlijke informatieverzamelingen (scharnierbladen) tegelijkertijd losser van elkaar komen te staan.
Op die manier kan elke informatieverzameling annex managend informatiesysteem zich weer geheel en al toeleggen op de eigen ‘business’ – die vaak al ingewikkeld genoeg is. Ter invulling van de eigen informatiebehoeften meldt elk afzonderlijk informatiesysteem zich eenvoudigweg bij de centrale informatiehub, die nu de voorheen verspreid geregistreerde schakelinformatie bevat plus ondersteunende informatie ten behoeve van noodzakelijke adressering. Op de informatiehub liggen de informatiesleutels nu klaar voor doorschakeling naar bedoelde informatie. Informatie over, bijvoorbeeld, personen raakt via informatiehub in principe voor en vanuit elk aangesloten perspectief bereikbaar – in alle aanwezige overeenkomsten en verschillen.

Als zo’n informatiehub eenmaal naar tevredenheid ‘draait’, kunnen de nu losser (onafhankelijker) van elkaar verkerende informatieverzamelingen stap voor stap en op transparante wijze worden gereorganiseerd tot een duurzaam informatiestelsel.
Foute informatie wordt gecorrigeerd; duplicaten en inconsistenties verdwijnen langzaam maar zeker uit het ‘informatiestraatbeeld’. De behoefte aan opslag en aanverwant beheer daalt. Uit de stelselmatige organisatie van informatie ontwikkelt zich een beperkt aantal authentieke informatieverzamelingen annex managende informatiesystemen waar tal van toepassingsgerichte informatiesystemen op uniforme wijze gebruik van maken. De kwaliteit van informatiebetekenis neemt toe. Veel informatiesystemen worden nu kleiner, eenvoudiger en wendbaarder. Nieuwe informatiebehoeften worden sneller ingevuld; de time to market ervan daalt. Kwaliteit en snelheid van dienstverlening nemen sterk toe.

Ziet u het? Zo ontstaat een nieuw en duurzaam informatiestelsel waar mensen in allerlei samenwerkingsverbanden productief mee dóór kunnen. Een krachtige en infrastructureel ingestoken scharnierpen die elk van haar vele en los van elkaar opererende scharnierbladen zowel bijeenhoudt als ook alle gewenste bewegingsruimte laat. Hup informatiehub!


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

dinsdag 25 mei 2010

Vuistregels voor stelselmatig modelleren

Kent u het rapport Praktijkmodellering van het begrip werkgever? Het verscheen in december 2009 en kwam in opdracht van het Forum Standaardisatie tot stand. Waar ik nu in het bijzonder op wil wijzen is bijlage B van dat rapport (vanaf p.15). Daarin komen diverse vuistregels voor stelselmatig modelleren aan de orde.
Bijlage B modelleert stapsgewijs een Contextueel Semantisch Diagram (CSD) rondom het werkgeversbegrip in de loonaangifteketen. Daarbij passeren genoemde vuistregels gaandeweg de revue.

Stelselmatig modelleren wijkt sterk af van traditioneel modelleren. En precies om die reden besteedt het eerste deel van bijlage B aandacht aan deze bijzondere, stelselmatige manier van kijken die eraan ten grondslag ligt.

De traditionele aanpak werkt doorgaans prima op de schaal van de enkele, losse applicatie waarbij veelal vanuit één situatie, één context wordt gedacht en gewerkt. Op (wat) grotere schaal – in ketens en netwerken, zowel intern als extern de eigen organisatie, levert die aanpak al vrij snel problemen op omdat werksituaties dan in hun onderlinge samenhang tellen en meerdere perspectieven tegelijkertijd om reële erkenning vragen.
De stelselmatige aanpak ziet in dat de waarde van de traditionele aanpak beperkt is. Om die reden verlaat de stelselmatige aanpak de “mono-contextuele” zienswijze en stapt over op een “multi-contextuele” benadering. In hedendaagse dynamiek wensen gevarieerde en variërende partijen effectief en efficiënt met elkaar samen te werken – elk vanuit het eigen perspectief, vanuit de eigen veranderlijke werksituaties. De stelselmatige aanpak levert de extra voorzieningen om zowel eigenheid als gezamenlijkheid in één model onder te brengen.

Volgens traditionele aanpak worden verwante betekenissen op voorhand geordend en vastgelegd volgens een bepaalde – als het goed is (!): homogene – hiërarchie met (in OO terminologie uitgedrukt) super-/subklassen. Per homogene hiërarchie geldt (uiteraard) één enkelvoudig criterium voor verbijzondering en veralgemenisering (p.17).
De stelselmatige aanpak erkent de kracht van homogene hiërarchie voluit, maar ziet ook in dat hedendaagse werkelijkheid tegelijk veel ingewikkelder is en zich daarom slechts beperkt via homogene hiërarchieën laat modelleren.
De traditionele aanpak werkt op basis van op voorhand vastgestelde, absolute definities van betekenis van informatie. De stelselmatige aanpak ziet in dat die basis… “irreëel” is: betekenis hangt af van het gekozen perspectief en is daarmee door en door situationeel. Om die reden dient betekenis dan ook per afzonderlijk perspectief in dat ene model haar vaste plaats te krijgen.

Dan nu, in het kort – als een soort teaser, een tweetal in het oog springende vuistregels.

1. Maak èlke schakel expliciet.
Bij traditionele modellering blijft de instantie om wie het model draait… impliciet. Volgens de stelselmatige aanpak verschijnt die instantie echter expliciet – als een schakel in multi-contextuele setting – in het model; samen met de andere instanties. En tussen instanties kunnen allerhande relaties bestaan. Daar waar, het is maar een voorbeeld, A als afnemer telt van B, telt B als leverancier van A. Enzovoort. Op die manier kan elke instantie haar eigen karakteristieke positie in het ene model innemen door simultaan tal van gevarieerde en variërende relaties te onderhouden met wie dan ook maar in al zijn keten(s) en/of netwerk(en).

2. Werk van buiten naar binnen.
De traditionele aanpak staat een precieze afbakening van het werkterrein voor, gevolgd door gedetailleerde analyse en modellering binnen de eigen lijnen. De stelselmatige aanpak neemt haar vertrekpunt echter in de vaak zo gevarieerde en ook variërende relaties met de omgeving (andere schakels) waarin het werkterrein in kwestie is ‘ingeschakeld’. Die verbanden sturen de analyse sterk. Praktisch bruikbare analyse annex modellering van het afgebakende werkterrein is daarom enorm gebaat bij adequate synthese vanuit diverse, ruime(re) perspectieven (schakelingen).
Waar volgens de traditionele aanpak “werkgever” gemakkelijk als het vertrekpunt voor modellering telt, komt diezelfde werkgever bij stelselmatige modellering (pas) ergens onderweg aan de orde – ingebed in expliciet bepaalde context.

Meer vuistregels voor stelselmatig modelleren vindt u in bijlage B. Warm aanbevolen – beslist de moeite waard!

Wie zijn/haar business strikt vanuit het eigen perspectief ziet, ervaart de nieuwe, stelselmatige aanpak als een nodeloze omweg. Maar wie zichzelf opvat als moderne schakel in dynamische keten(s)/netwerk(en), ziet dat de stelselmatige aanpak verrijkend invulling geeft aan zijn/haar belangen: effectieve en efficiënte samenwerking met andere schakels in alle keten(s)/netwerk(en) waarvan hij/zij deel uitmaakt.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

dinsdag 18 mei 2010

Verderkijker

Wie met behulp van een verrekijker naar een, zeg maar even, berg kijkt, creëert zichzelf een dichtbij-beeld van die berg. De berg zelf blijft op zijn plaats; de waarnemer ook. Het is de waarnemer niet te doen om de berg zelf, maar om het getoonde dichtbij-beeld van die berg.

En wanneer de waarnemer is uitgekeken, legt hij de verrekijker weg. Het dichtbij-beeld verdwijnt. De berg blijft op zijn plaats. De waarnemer ook. En de verrekijker? Die kan op elk gewenst moment en door wie dan ook maar – moeiteloos – als hulpmiddel worden ingezet om nieuwe dichtbij-beelden te produceren.

Vandaag de dag kunnen we heel gemakkelijk en op een vergelijkbare manier met informatie omgaan. Via betrouwbare verbindingen maken we informatie in een handomdraai toegankelijk – wáár die informatie zich ook bevindt. Zó gemakkelijk en zo betrouwbaar zelfs dat we die informatie in veel gevallen niet eens meer zelf ‘in huis’ hoeven te hebben. Een blik erop volstaat immers – via betrouwbare verbindingen en in nauwe samenwerking met betrouwbare partijen!

We laten de informatie gewoon staan waar die staat. Ook blijven we zelf waar we zijn. Met behulp van een digitale verrekijker vormen we van die informatie gewoon dichtbij-beelden – waar en wanneer we er behoefte aan hebben en zo vaak we maar wensen.

Op die manier kunnen we veel van onze (fysieke) bergen aan informatie saneren en grondig herordenen tot één enkele (logische) berg met informatie van eenduidige betekenis. En als we dat geheel verder aankleden – met betrouwbare bergbeheerders, verkeersregels voor ordelijk informatieverkeer etc., beschikken we over een enkelvoudige en krachtige ‘informatie-infrastructuur’ – vergelijkbaar met onze fysieke verkeersinfrastructuur: ook daar wil tegenwoordig geen mens meer zonder!
Digitale verrekijkers, in tal van soorten en maten, doen de rest en voorzien ieder van ons overal en altijd van actuele, betrouwbare en betekenisvolle dichtbij-beelden.

Wat verderkijkers daar aan hebben? Ze besparen er geld mee, veel geld. Hun wendbaarheid en concurrentiekracht nemen er enorm door toe. Hetzelfde geldt voor de kwaliteit en betrouwbaarheid van hun informatie. Ook verbeteren hun vermogens tot snelle en effectieve samenwerking sterk. Oh, nog een (klein) puntje: ze worden er zelfs groener door.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

woensdag 12 mei 2010

Oog voor verschil

Staat u er wel eens bij stil dat wanneer u reële verschillen tussen objecten voluit accepteert en waardeert… u tegelijk – en zelfs scherper dan ooit – zicht krijgt op hun overeenkomsten?

We zijn vaak zo gefocust op overeenkomsten; vaak zo druk in de weer om waargenomen verschillen in betekenis te ‘harmoniseren’. Onze behoefte de werkelijkheid vergaand te versimpelen is vaak zo groot. Het is ‘allemaal’ al ingewikkeld genoeg… is daarbij een veel gehoorde verzuchting. Begrijpelijk. Toch verliezen we op die manier reële verschillen (die, uiteraard, nog steeds en wel degelijk bestaan) gemakkelijk uit het oog en missen daardoor tegelijk ook werkelijke overeenkomsten. Kind verdwijnt met badwater en al uit zicht.

Staat u er wel eens bij stil dat zonder verschillen ook geen overeenkomsten mogelijk zijn? Zonder verschillen rest slechts volkomen identiteit en onderscheid tussen het één en het ander valt met geen mogelijkheid te maken. Hand in hand met verschillen verschijnen eveneens overeenkomsten op het toneel.

Witte tekens, het is maar een voorbeeld, op een wit vel papier maken geen verschil. En zonder verschil valt er nu eenmaal niets te onderscheiden. Identiteit is wat de waarnemer rest. Pas wanneer tekens zich onderscheiden van papier, maakt verschil waarneming mogelijk. En in het geval de tekens verschillend van kleur zijn, leveren verschillende kleuren papier verschillende verschillen op. En verschillende overeenkomsten. Dat spreekt voor zich.

Waarneming van allerhande objecten begint, ondanks eventuele overeenkomsten, met het maken van verschil. En uit reële verschillen volgen reële overeenkomsten. Ook/juist als het allemaal al ingewikkeld genoeg is. De dingen zijn nu eenmaal zo ingewikkeld en zo gevarieerd als ze vandaag de dag zijn. Wees daarom zuinig op reële verschillen en laat u verrassen door werkelijke overeenkomsten!

Wie, het is maar weer een voorbeeld, er op uit is om één geïntegreerd Contract Management Systeem te bouwen voor al zijn bestaande en toekomstige contracten, doet er verstandig aan uitermate goed te letten op de onderlinge verschillen tussen de diverse contracten. Pas wanneer alle betrokken partijen het grondig met elkaar eens zijn over de reële verschillen, loont het de moeite de aandacht op de overeenkomsten te richten. Eerder niet.
Wie niet zuinig en alert is op reële verschillen, gooit feitelijk allerhande onderscheidende informatie weg en verliest daarmee tal van nuances. Nuances die in andere, wellicht aanverwante contractsituaties niet als bijzaak tellen, maar mogelijk zelfs als hoofdzaak aangemerkt moeten worden. Op die manier komt een overkoepelend Contract Management Systeem nooit (lang) van de grond.

Wie gefocust is op overeenkomsten, stopt met zoeken zodra goede overeenkomsten zijn gevonden. Wie gefocust is op verschillen, stopt met zoeken zodra er geen reële verschillen meer te vinden zijn. Het is vanaf dat moment dat reële overeenkomsten zich trefzeker laten vinden.

Wat u daarmee moet – met die reële overeenkomsten? Over reële verschillen kunt u onderling alleen en uitsluitend van mening verschillen – anders waren de verschillen immers niet reëel. Over reële overeenkomsten in betekenis kunt u effectief en efficiënt met elkaar communiceren. U weet waar u het met elkaar over heeft! U bent, zoals dat ook wel heet, interoperabel en de weg naar vruchtbare samenwerking ligt voor u open.

Het klinkt mogelijk enigszins paradoxaal, maar wie zijn informatiekern vanuit reële verschillen opbouwt, is in dynamiek van hedendaagse informatiemaatschappij – een maatschappij waarin de behoefte aan snelle en trefzekere betekenis van informatie groter is dan ooit – optimaal voorbereid op een duurzame en concurrerende toekomst.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

zaterdag 1 mei 2010

Doodgewoon

Tal van zaken ervaren wij, mensen, als doodgewoon. Elektriciteit bijvoorbeeld. We staan er geen seconde bij stil. Niemand belt aan het einde van de dag met het nutsbedrijf om te bedanken voor ongestoorde levering. We komen niet eens op het idee! Maar als zo’n voorziening uitvalt, stijgt onvrede pijlsnel en raken we enorm geïrriteerd.

Zo ervaren we het elektronisch uitwisselen van informatie tussen allerhande partijen tegenwoordig ook als doodgewoon. Vrijwel niemand wil daar nog serieus bij stilstaan: ‘dat’ moet domweg werken!
Toch leiden onze talrijke en geavanceerde informatievoorzieningen regelmatig tot verwarring en irritatie. De bedoeling, de betekenis van de verstrekte informatie is maar al te vaak onduidelijk. En dat resulteert in onbegrip of, nog erger, verkeerd begrip. Samenwerking tussen partijen verloopt moeizaam, stagneert of staakt zelfs geheel.
Daar waar we substantiële verbeteringen verwachten van hightech informatievoorzieningen waarover wij vandaag de dag in zo ruime mate beschikken… daar ervaren wij storende haperingen omdat we de verstrekte informatie zo vaak niet adequaat en vlot weten te duiden.

Er is, met andere woorden, iets ‘geks’ aan de hand. Daar waar het elektronisch uitwisselen van informatie an sich – inderdaad – kinderspel is geworden, geldt dat nog (lang) niet voor de betekenis van uitgewisselde informatie.

Langzamerhand wordt duidelijk dat het ons niet zozeer te doen is om de trefzekere uitwisseling van informatie, maar om de trefzekere uitwisseling van de betekenis ervan. Want het is de betekenis die de effectiviteit van ons verdere (zakelijke) handelen bepaalt – niet de informatie!
Daarvoor is de trefzekere uitwisseling van informatie weliswaar een noodzakelijke voorwaarde, maar geen voldoende voorwaarde. Er is méér nodig.

Als we niet tot trefzekere uitwisseling van betekenis weten te komen, bloedt informatie-uitwisseling uiteindelijk – doodgewoon – dood. Want wat hebben we aan informatie-uitwisseling als we de betekenis van die informatie niet trefzeker en vlot weten te duiden? Precies!

Trefzekere uitwisseling van betekenis – interoperabiliteit zeg ook maar – leidt tot helder begrip over en weer en derhalve tot ruime mogelijkheden voor vruchtbare en effectieve samenwerking. Interoperabiliteit begint bij een gezamenlijk begrip van de betekenis van informatie – niet alleen binnen de grenzen van de eigen habitat, maar vooral ook over de grenzen van elkaars habitat heen.

Toekenning van betekenis is situationeel bepaald. Dat is binnen de sociale psychologie al sinds jaar en dag bekend. En daarmee doodgewoon; daar staat niemand meer bij stil. Trefzekere uitwisseling van betekenis in hedendaagse ketens/netwerken en met behulp van geavanceerde technische voorzieningen vindt, mutatis mutandis, haar basis in contextuele ordening van informatie. Ook dat zou doodgewoon moeten zijn, maar blijkt een nog goeddeels onontgonnen terrein waar grote en groeiende belangen liggen die om spoedige ontdekking roepen.

Zolang we dat niet zien, blijft er iets ‘geks’ aan de hand. Doodgewoon.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

woensdag 28 april 2010

Diversiteit

Wij, mensen, zijn bijzondere wezens. Ieder van ons is uitgerust met vijf zintuigen, zintuigen die ons de ons omringende werkelijkheid signaleren. Signalen die ons brein binnenkomen en vervolgens volkomen subjectief geassocieerd raken; ze raken ingepast en aangepast aan alles wat ons brein – via eerdere signaleringen – al wist.

Geen wonder dus dat wanneer verschillende mensen op één en hetzelfde ogenblik één en dezelfde gebeurtenis in de werkelijkheid ervaren… ze toch tot (zo heel) verschillende betekenisgeving ervan komen. De ervaringshistorie is immers van mens tot mens per definitie uniek. En onlosmakelijk verbonden met die unieke betekenisgeving is daar ook dat unieke, individuele gedrag: ieder mens reageert altijd weer anders. Geen situatie is gelijk. Dat is wat je noemt natuurlijke diversiteit.

Wij, mensen, zijn bijzondere wezens. We zijn niet ‘veroordeeld’ tot slechts reactief gedrag, maar kunnen ons gedrag ook bewust kiezen. We kunnen bewust, dat wil zeggen vanuit een bepaald motief, voor afwijkend, nieuw enzovoort gedrag kiezen. Ook kunnen we conform aangeleerde, wellicht oude en vertrouwde gedragspatronen, reageren – als op de automatische piloot.

Die automatische piloot is erg krachtig. Zo hoeven we, bijvoorbeeld, onder het autorijden niet voordurend te bedenken hoe we stuur, pedalen, versnelling enzovoort in combinatie moeten bedienen. Dat weten we gewoon en gaat allemaal (allang) vanzelf. Op die manier houden we onze aandacht vrij voor belangrijker zaken. Keerzijde van die medaille is dat we ook niet meer zo gemakkelijk op het idee komen het autorijden nu eens totaal anders in te steken. Het blijkt voor ons, mensen, reuze lastig om ‘de kar’ uit een diep ingesleten karrenspoor te trekken en nieuwe wegen in te slaan.

Wie, ander voorbeeld, de enorme kracht van standaardisatie heeft ervaren, kan maar zo, automatisch dus, op het idee komen dat standaardisatie hèt middel is om voorspelbaarheid te vergroten en (weer) grip te krijgen op zo gevarieerd menselijk gedrag. Keerzijde van die medaille is dat het buiten de waard van de natuurlijke menselijke diversiteit rekent en haar rücksichtslos aan de ketting probeert te leggen. En dat werkt niet: er bestaat immers geen werkelijkheid die zich aan onze onnatuurlijke ideeën erover aanpast. Standaardisatie kan, hier als voorbeeld, zomaar doorschieten en uiterst disfunctioneel worden.

Die automatische piloot is niet alleen erg krachtig, maar werkt tegelijk ook zonder aanzien des persoons. En dat is iets om rekening mee te houden, want die automatische piloot is namelijk niet of nauwelijks op zijn drager betrokken. Het maakt hem werkelijk niet uit wat de gevolgen zijn van door hem in gang gezette handelingen. In relatief statische omgevingen is dat doorgaans geen probleem, maar in hedendaagse dynamiek levert dat steeds gemakkelijker decorumverlies (en erger) voor de drager op.

We leven in een uiterst boeiende tijd. Een tijd waarin drastische wijzigingen zich direct onder onze ogen voltrekken. Een tijd om vooral heel bewust mee te maken. De oude en vertrouwde zuilen van weleer zijn (grotendeels) verdwenen. Veel van wat vroeger goed werkte, werkt vandaag niet meer. De meest kleurrijke schakeringen aan personenverbanden komen als vanzelf op als gemeenschappelijke belangen in voldoende mate worden herkend en erkend. En netzo gemakkelijk verdwijnen ze ook weer wanneer ze zijn uitgewerkt. Onderliggende relaties blijven grotendeels in tact; de uiterlijke manifestaties ervan komen en gaan. Sociale netwerken, smart/mobile devices enzovoort vormen uiterst wendbare ingrediënten van moderne (her)groeperingsplatforms. Zo’n beetje alles verandert waar we bij staan – recht voor onze neus. Één en al dynamiek en natuurlijke diversiteit.

Vraag is even of we onszelf, dat wil zeggen onze mindset, toestaan die diversiteit te zíen. Of dat we ons er (nog) geen raad mee weten en ons ‘dan maar’ (stevig) vastklampen aan half vergane en afbrokkelende vestingwallen die geen mens nog werkelijke bescherming bieden. Onze ogen zien die diversiteit al geruime tijd. Onze oren horen er al vele maanden over. Maar wat ziet onze mind? Dat laatste is bepalend voor onze reactie op hedendaagse menselijke diversiteit: reactief of creatief.
Eric Hoffer (1973) zei het zo: “In times of drastic change, learners inherit the world, while the learned remain beautifully equipped to deal with a world that no longer exists”. Voor de learners vereist dat, nu in de woorden van Shoshana Zuboff (1988), een “rupture of the world [they took] for granted; then the old categories of reference are called into question and revised”. Ja, we leven in een uiterst boeiende tijd.

Wat zou die indiaan, daar aan de oostkust van Amerika, eigenlijk precies hebben gezien en gehoord toen Columbus daar, eeuwen geleden alweer, voor het eerst met een aantal tall ships aan kwam zeilen? Vergelijkingsmateriaal was in zijn brein (vrijwel) niet voorhanden. Te herkennen viel er voor hem daardoor (vrijwel) niets. Wat zag hij toen? Werd hij een learner of bleef hij een learned? Hoe dan ook: zijn wereld veranderde (uiteindelijk) radicaal.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

vrijdag 9 april 2010

Baanbrekend

Kent u Forum Standaardisatie? Dat is de denktank die, op basis van onderzoek, het College Standaardisatie adviseert op het gebied van digitale samenwerking – interoperabiliteit, zeg dus ook maar. Niet alleen tussen overheden onderling, maar ook tussen overheden, bedrijven en burgers. Genoemd College doet op haar beurt aanbevelingen aan verschillende ministers over beleid op dit gebied. Zo staat het te lezen in de factsheet Samenwerken en elkaar begrijpen die in maart 2010 beschikbaar kwam.

Forum Standaardisatie is al geruime tijd bezig met onderzoek naar informatiemodellering volgens het principe van contextuele verbijzondering. In de eerste helft van 2008 verschijnen de eerste concrete resultaten: Suwinet (in opdracht van Forum Standaardisatie), Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA), Basisregistratie Adressen en gebouwen (BAG), Basisregister Ondernemingen en Rechtspersonen (BOR) en Uitvoeringsorganisatie. In de tweede helft van 2008 worden deze modellen elegant en op uiterst eenvoudige wijze samengevoegd tot één ordelijk samenhangend informatiemodel (in opdracht van Forum Standaardisatie) voor alle erbij betrokken organisaties. Baanbrekend! Want zoiets is, voor zover ik weet, nog nooit en nergens vertoond.

In 2009 wordt het onderzoek doortastend voortgezet en verschijnt het verhelderende rapport Semantiek op stelselschaal. Dat rapport blijkt de opmaat voor een tweetal praktijkcasussen annex onderzoeksrapporten: Analyse van gerelateerdengegevens in het kader van RNI (onderzoek naar het partnerbegrip in het Register Niet Ingezetenen) en Praktijkmodellering van het begrip werkgever (onderzoek naar het begrip werkgever in de loonaangifteketen).
Belastingdienst, UWV en CBS (tweede praktijkcasus) hanteren verschillende betekenissen voor het begrip werkgever. En dat geeft uitvoeringsproblemen in de loonaangifteketen. Het onderzoeksrapport maakt duidelijk dat met informatiemodellering volgens het principe van contextuele verbijzondering zowel verschillen als ook overeenkomsten met betrekking tot het begrip werkgever ordelijk samenhangend in één model onder zijn te brengen. Baanbrekend! Want zoiets is, voor zover ik weet, nog nooit en nergens vertoond.

En 2010? 2010 is en wordt opnieuw een veelbelovend en baanbrekend jaar! Een jaar – als we er later op terugblikken – waarvoor 2008 en 2009 ‘slechts’ de onmis(ken)bare opmaat bleek te vormen. Geruggensteund door onderzoeksresultaten die er niet om liegen ondersteunt Forum Standaardisatie inmiddels de methode van contextuele verbijzondering: “[m]et name omdat de methode overzicht biedt, samenhang tot stand brengt en ook bestaande gegevensmodellen kan ‘verzoenen’.” Ook daarbuiten wordt de meerwaarde ervan inmiddels erkend: “De methode is toepasbaar wanneer verschillen in betekenis uitwisseling problematisch maken, maar ook wanneer de uitwisseling nog in voorbereiding is. Een tijdige analyse van potentiële knelpunten met behulp van deze methode […] kan grote voordelen hebben”, aldus Cor Franke (als Ketenmanager loonaangifteketen). Ik zei het al: veelbelovend en baanbrekend!

De vraag is natuurlijk: Wanneer neemt u zelf die netzo veelbelovende en baanbrekende duik in Metapattern – want zo heet de methode voor informatiemodellering volgens het principe van contextuele verbijzondering? Vandaag nog? Met bijlage C van het hierboven genoemde rapport Semantiek op stelselschaal hebt u alvast een laagdrempelige introductie op metapattern in handen. Zo mondt 2010 ook voor u uit in een schitterend jaar!

Zelf volg ik deze ontwikkelingen met metapatroon op de voet! Daarover publiceer ik op mijn website Emovere. Een drietal publicaties wil ik hier noemen: Contextuele verbijzondering: metapatroon als state-of-the-art methode voor geavanceerde informatiemodellering, Schot in informatiesamenleving: een korte aanbeveling van het rapport Semantiek op stelselschaal en Multifocaal netwerkmodel: een oefening in het modelleren volgens metapatroon.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

woensdag 24 maart 2010

De C van betekenis

Samen met een aantal collega’s probeert u de betekenis van een concept vast te leggen in een definitie. Contract bijvoorbeeld. Of leiding. Wat gebeurt er? Er ontstaat geen overeenstemming. Er zijn ook zoveel gezichtspunten! En allemaal zo heel valide: ieder legt vanuit de eigen praktijksituatie – terecht – eigen, aparte accenten.
Hoe nu op één lijn te komen? Tja, dat wordt polderen. Zo zijn we dat gewend geraakt. Het resultaat is een tot in alle uithoeken doorgedachte en uitonderhandelde definitie waar ieder zijn/haar eigen aandeel heel aardig in terugziet, maar waar niemand concreet mee kan werken. De definitie beantwoordt immers aan geen enkele specifieke praktijksituatie.

Vraag is natuurlijk waarom we dat doen. Waarom hebben we met elkaar ‘afgesproken’ dat één concept één vaste, uniforme betekenis draagt? Waar in de ons omringende realiteit treffen we dat aan? Tja, eigenlijk nergens.

In de praktijk van alle dag hangt betekenis ‘standaard’ af van de concrete (werk)situatie. Betekenis is door en door situationeel – zeggen we dan. Blokken in de buurt van een volleybalnet is heel wat anders dan blokken in een box. Context maakt betekenis direct duidelijk(er). Zo gaat het ook met andere concepten; leiding bijvoorbeeld. Waterleiding? Elektriciteitsleiding? Bedrijfsleiding? Wie betekenis helder wil krijgen heeft domweg aanvullende informatie met betrekking tot de situatie – lees: Context – nodig.

We schieten compleet door als we betekenis van informatie absoluut maken, dat wil zeggen als we vast blijven houden aan de ‘regel’: één concept draagt één vaste betekenis. Op die manier proberen we de werkelijkheid te standaardiseren. Hopeloos!

Betekenis van informatie is niet los verkrijgbaar en valt derhalve niet an sich te standaardiseren. Hopeloos! Betekenis van informatie valt alleen te standaardiseren in combinatie met de Context waarin die informatie (be)staat. Tja, dat is nu de C van betekenis! En dat is tegelijk ook de C van semantische standaardisatie. Semantische standaardisatie koppelt informatie aan Context tot eenduidige betekenis.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

donderdag 18 maart 2010

Contextuele verbijzondering

Kent u die methode? Contextuele verbijzondering, hier verder afgekort tot Cover, is een state-of-the-art methode voor heel geavanceerde informatiemodellering. Cover is sterk gericht op semantische interoperabiliteit en stelt u in staat om zowel verschillen als overeenkomsten in betekenis van informatie ordelijk samenhangend in één informatiemodel onder te brengen.

Interoperabiliteit gaat over de mogelijkheid tot het uitwisselen, en daarmee ook het delen van informatie. Daar hebben wij, mensen, pas iets aan als de betekenis van die informatie helder is. Daarzonder ontstaat in onze moderne en o zo veranderlijke informatiesamenleving gemakkelijk verwarring en irritatie. Wanneer mensen onderling uitgewisselde informatie van dezelfde betekenis voorzien, heten ze semantisch interoperabel. En alleen dan is de uitgewisselde informatie direct bruikbaar en kunnen zij snel en effectief dóórpakken!

Semantische interoperabiliteit is, met andere woorden, een voorwaarde voor helder begrip en, in het kielzog daarvan, vlotte en vruchtbare samenwerking tussen mensen in gevarieerde en variërende verbanden. En dat is van groot belang – al helemaal in concurrerende omgevingen.

Omdat informatie maar al te vaak voor meerdere uitleg (betekenis) vatbaar is, moet altijd helder zijn in welke context die informatie ‘staat’. Alleen dan lost ambiguïteit eenduidig op en valt betekenis op haar vaste plaats. En in hedendaagse dynamiek ontwikkelen die contexten zich recht onder uw en mijn neus! Ze laten zich niet insluiten. Ze laten zich ook niet (zomaar) standaardiseren. Vaak is er alle reden voor verschil in betekenis. Wie als moeder van een pleegkind kan doorgaan, hangt toch ècht af van de specifieke situatie waarin naar dat moederschap wordt gevraagd! Wie dergelijke verschillen probeert te ‘standaardiseren’, draagt bij aan verwarring en brokkenmakerij. Zo gaat het niet goed werken. Hopeloos.

Lettend op betekenis van informatie, wordt onderling menselijke samenwerking niet alleen met standaardisatie maar zeker ook met variatie van betekenis sterk bevorderd. Wie reële verschillen in betekenis erkent, ziet de overeenkomsten scherper en komt tot veel effectievere samenwerkingsverbanden.

En Cover is zo krachtig dat het zowel verschillen (variatie) als ook overeenkomsten (standaardisatie) in betekenis ordelijk samenhangend in één model bij elkaar brengt. Daarbij is Cover nadrukkelijk niet beperkt tot traditionele organisatiegrenzen – die tellen allang niet meer voor informatie. Betekenis van informatie moet juist over organisatiegrenzen heen (ketens, netwerken) betrouwbaar haar beslag krijgen! Ook weet Cover veranderingen soepel te integreren; ze worden via aparte contexten eenvoudigweg aan het bestaande model tóegevoegd.

Daarmee is Cover een state-of-the-art methode; ze beschikt over unieke eigenschappen. Cover is ruimschoots toegerust voor het agile en open modelleren van betekenisvol informatieverkeer met ruimst bereik. En daar zitten we al geruime tijd op te wachten!


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

dinsdag 2 maart 2010

Blinde vlek

Waar denkt u zoal aan bij het zien van een bouwtekening? Neemt u alstublieft een paar tellen om wat antwoorden te laten opkomen. Wat kwam eerder bij u op – de aannemer of de architect?

De aannemer gebruikt de bouwtekening bij het realiseren van een constructie. Hij kijkt daarbij eerst en vooral naar de zwarte lijnen. Daarbij is o.a. maatvoering van groot belang en al dat soort zaken staat dan ook op de bouwtekening(en) vermeld. Voorschriften en details over de bij de constructie toe te passen materialen, ontleent de aannemer aan het bestek.

Bouwtekening (en bestek) vormen voor de aannemer het vertrekpunt voor zijn realisatietraject. Voor de architect vormen zij slechts een – belangrijke, dat wel – mijlpaal in het overall traject. Zij markeren de overgang van ontwerptraject naar begeleiding van realisatietraject.

De architect ontwerpt – het klinkt misschien wat vreemd: de witte vlakken. Dat zijn de ruimten waarin zijn cliënt straks – na oplevering – gaat (be)leven en verkeren. Van binnenruimten naar buitenruimte en van buitenruimte naar binnenruimten. De vertrekken – hoe ze zich onderling verhouden en hoe ze zijn verbonden. De lichtinval, de kleurstelling. De keuze van bouwmaterialen. Enzovoort, enzovoort. De architect ontwerpt de vele onderling afhankelijke aspecten en smeedt ze samen tot de door zijn cliënt gewenste coherente beleving van en met de toekomstige constructie.

En zo vertalen cliëntwensen zich – in handen van de architect/ontwerper – uiteindelijk naar bouwtekening en bestek. Bouwtekening en bestek vertalen zich op hun beurt – in handen van de aannemer/constructeur – in daadwerkelijke constructie waarmee de cliënt tevreden uit de voeten kan.
Daarbij kijken aannemer en architect elk dus op een volstrekt eigen manier naar één en dezelfde bouwtekening! De aannemer interesseert zich slechts voor de zwarte lijnen in relatie tot de constructie. Voor de architect draait het allemaal om de witte vlakken in relatie tot zijn cliënt.

Hoe werkt dat eigenlijk in de ICT? Informatici bouwen ingewikkelde en geavanceerde technische constructies: de zwarte lijnen op de bouwtekening. En vandaag de dag beschikken we over een ‘giga’ verzameling aan dergelijke, intensief gekoppelde constructies. Zoiets vergt natuurlijk coördinatie. Coördinatie door allerhande, zo zijn ze gaan heten, architecten. Maar die architecten houden zich in hoofdzaak bezig met de constructie; met belangrijke zaken als netwerken, systemen, beveiliging, technische standaarden, interfaces enzovoort. Allemaal technische aspecten – van groot belang om de nog dagelijks groeiende verzameling aan technische constructies ordelijk uit- en bij elkaar te houden.

De vraag laat zich stellen of er ook een beroepsgroep is die zich bezighoudt met de witte vlakken. Wie vervult de rol van architect zoals we die in de bouwwereld kennen? Waar is de architect die in directe relatie tot zijn cliënt staat en zich verantwoordelijk weet voor realisatie van diens beleving met behulp van de constructie? Van prilst begin tot tevreden eind.

Wit vlak blijkt blinde vlek. Naast de zwarte-lijnen-vaklui, professioneel ingevuld door informatici, blijkt nog een beroepsgroep nodig: de witte-vlakken-vaklui, zeg maar even. Laten we ze informatiekundigen noemen om onderscheid aan te brengen met de al ingeburgerde architecten binnen de ICT. Informatiekundigen – zorgvuldig georiënteerd op hun cliënten en de precieze invulling van hun informatiebehoeften… nauw samenwerkend met informatici – zorgvuldig georiënteerd op de met precisie te bouwen constructie.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

maandag 15 februari 2010

Zeep verzoent

Als één van de kenmerkende eigenschappen van zeep telt het tweeledige karakter van zeepmoleculen. Elk afzonderlijk zeepmolecuul heeft zowel een ‘waterminnende’ zijde als een ‘watervliedende’ zijde. De watervliedende zijde hecht zich gemakkelijk aan vuil; de waterminnende aan water. Op die manier raken vuildeeltjes gemakkelijk ingekapseld door de watervliedende zijde van legertjes zeepmoleculen. En dat nieuwe geheel heeft waterminnende eigenschappen en spoelt daardoor gemakkelijk met water weg. Een krachtig beeld: zeep als verzoener van onverzoenlijk materiegedrag.

Van onze ICT-systemen verwachten wij, mensen, voorspelbaar gedrag. Dat geldt trouwens voor al onze hulpmiddelen. We moeten er, bijvoorbeeld, niet aan denken dat een boormachine zich in onze handen omdraait en ons te lijf gaat. Nee, zo valt er niet mee werken. En dat geldt ook voor onze ICT-systemen. Vooraf gedefinieerde, vaste stimuli met bijbehorende – eveneens vooraf gedefinieerde, vaste responses. Voorspelbaarheid van hulpmiddelgedrag is cruciaal; eigen initiatief maakt een hulpmiddel op voorhand onbetrouwbaar en daarmee onbruikbaar.

Menselijk handelen is niet beperkt tot de stimulus/response die we in onze hulpmiddelen zo enorm waarderen. Mensen zijn gemotiveerde wezens. Hun gedrag vloeit voort uit de situatie van het moment. Een en dezelfde stimulus – opgevat als teken, als informatie – leidt in verschillende situaties bij verschillende mensen tot verschillend gedrag. Observatie van situatie, interpretatie ervan, toekenning van betekenis en vertoon van bijpassend gedrag – het gebeurt allemaal ‘automatisch’ en op het moment zelf. Gedrag is niet vanzelfsprekend voorspelbaar en dat maakt mensen zo uitermate boeiend.

Duidelijk kan zijn dat technologie met de haar zo eigen voorspelbaarheid via vaste en vooraf gedefinieerde stimuli/responses, kwalitatief verschilt van de mens en zijn gemotiveerde gedrag. Maar is dat ook duidelijk? En, zo ja, tot welke conclusies dringt dergelijke duidelijkheid ons dan?
Tragisch is in ieder geval dat overweldigend aanwezige technologie de mens inmiddels ongegeneerd uitnodigt tot reductie. Tot aanpassing van zijn specifiek menselijke vermogens aan de beperkte stimulus/response mogelijkheden van zijn hulpmiddelen.

En dat is helemaal niet nodig! Want zoals zeep twee verschillende werelden met elkaar weet te verzoenen, zo weet een nieuwe, contextuele ordening van informatie menselijk-gevarieerd-gedrag zinvol met machinaal-vast-gedrag te verbinden. Op die manier kunnen machines met hun beperkte – maar o zo gewaardeerde – mogelijkheden mensen met hun veel ruimere gedragsrepertoire toch heel gevarieerd en op maat bedienen met betekenisvolle informatie.

Wat dat is, contextuele ordening van informatie? Informatie hangt samen. Altijd. Door die onderlinge samenhang nu stelselmatig te expliciteren, krijgen we voor elk afzonderlijk brokje informatie zicht op het verband – de context – waarin dat brokje informatie van moment tot moment (be)staat. En die afzonderlijke, vaste, brokjes informatie laten zich op die manier – dankzij expliciet verband – door de tijd heen eindeloos gevarieerd combineren tot betekenisvolle informatie.

En dat is nu precies waar we met zijn allen om zitten te springen! Betekenisvolle informatie – anytime, anywhere en anywhy. ‘Zeep’ verzoent. En dat geeft ons, mensen, weer alle informatieruimte.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.