zondag 31 oktober 2010

Human Interoperability

Interoperabiliteit blijft nog zo vaak en zo gemakkelijk hangen op het technische vlak. De noodzaak om vèrder te kijken dan de technische neus lang is, wordt niet of nauwelijks gevoeld. Vergis ik me? De hedendaagse mens als gebruiker van een veelheid aan (wisselende) informatiesystemen redt zich maar; de aandacht blijft volop uitgaan naar de machines die onderling zo eindeloos veel berichten rimpelloos moeten kunnen uitwisselen.

In april 2009 vroeg ik in mijn column Menselijke interoperabiliteit expliciet aandacht voor het zo specifiek menselijke dat interoperabiliteit tot een uiterst bruikbaar hulpmiddel in moderne mensenhanden maakt. Nu, in oktober 2010, voegde ik daar een Slideshare presentatie aan toe.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

dinsdag 26 oktober 2010

Wat is infrastructuur (eigenlijk)?

Een best lastige vraag – onmogelijk te beantwoorden in het bestek van een korte tekst als deze. Hier blijft het dan ook bij een ietwat ruwe verkenning; een opsomming van een handvol onderling samenhangende aspecten.

Vanzelfsprekend
Infrastructuur is vaak ‘onzichtbaar’. Het is er eigenlijk altijd en manifesteert zich vooral als een dissatisfier: pas wanneer (een deel van) een infrastructuur uitvalt, krijgen we er al mopperend oog voor. Een stroomstoring, bijvoorbeeld, ‘berooft’ ons van licht, veiligheid, warmte, internet – kortom van zo’n beetje alle gemakken die we zó doodgewoon vinden dat we ze pas opmerken wanneer ze haperen of wegvallen. Vrijwel iedereen weet uit eigen ervaring dat een stroomstoring (of een storing in de watervoorziening) al snel ontwrichtend uitwerkt op zo’n beetje alle levensverbanden – van huishouding tot bedrijf tot delen van de samenleving.

Structuur
Infrastructuur is eerst en vooral structuur. Bijzonder eraan is dat die structuur infra is; dat wil zeggen onderliggend. Onderliggend in de zin van dienstbaar aan één of meer andere structuren. De infrastructuur voor elektriciteit is onderliggend/dienstbaar aan bijvoorbeeld elektrisch treinverkeer – dat op haar beurt weer als infrastructurele voorziening aangemerkt kan worden ten behoeve van uw en mijn vervoer. Onderliggende structuren tellen, praktisch, pas zinvol als infrastructuur wanneer ze algemene voorzieningen omvatten die hergebruikt kunnen worden door één of meer bovenliggende structuren (suprastructuren).

Onderling afhankelijk
Infrastructuur en suprastructuur zijn onderling afhankelijk. Suprastructuren werken niet (goed) zonder de voorzieningen van de erop betrokken infrastructuur. Omgekeerd heeft infrastructuur geen bestaansrecht zonder de ervan gebruik makende suprastructuren. De hiervoor gegeven voorbeelden zijn wat dat betreft meer dan illustratief.

Dynamisch
Infrastructuur en de erop betrokken suprastructuren beïnvloeden elkaar wederzijds en zijn continu in ontwikkeling. De inhoud (het voorzieningenpakket) van een suprastructuur annex infrastructuur wordt gestuurd door de gevarieerde en ook variërende behoeften van haar gebruikers. En de inhoud van infrastructuur stuurt op haar beurt mede de inhoud van de erop betrokken suprastructuren. Onze infrastructuur voor wegverkeer kent inmiddels, als gevolg van alsmaar toenemende drukte en andere maatschappelijke ontwikkelingen, allerhande uitbreidingen als camera’s, spitsstroken en digitale informatieborden.

Vakwerk
De verdeling van de totale inhoud over suprastructuren en de erop betrokken infrastructuur dient kundig te worden aangestuurd en uitgevoerd. Onkunde, besluiteloosheid enzovoort leiden tot verspilling door duplicatie van functies in de onderscheiden suprastructuren. In sterk opkomende informatiemaatschappij leidt dat tot inconsistentie van informatie door ongebreidelde duplicatie en onsamenhangende verwerking. Daarvan is onze overheid een ‘goed’ voorbeeld: ze dient burgers en bedrijven nog steeds met – op informatisch terrein – vrijwel autonoom opererende instanties (suprastructuren) die elk, grotendeels op eigen wijze, ‘infrastructurele’ voorzieningen treffen ter facilitering van allerhande informatieverkeer met, nota bene, maatschappelijk bereik! Dergelijk acteren is contraproductief en stuit in toenemende mate op verwarring en ergernis. Merk op dat ook op wat kleinere schaal, binnen een bedrijf bijvoorbeeld dezelfde problematiek speelt.

Subjectief en situationeel
Wat (vak)mensen zoal tot een infrastructuur rekenen, is mede afhankelijk van relevant ge(d)acht perspectief. De gebruiker van een fiets (of mobieltje) zal zijn vervoermiddel (of communicatiemiddel) waarschijnlijk niet tot infrastructuur rekenen; dat ligt bij een tram (of PC op het werk) waarschijnlijk anders. En de beheerder van bepaalde infrastructurele voorzieningen (bijv. waterleidingnet of rioleringsstelsel) heeft natuurlijk ook weer een geheel eigen kijk op ‘zijn’ infrastructuur. De ontwerper van infrastructurele voorzieningen (bijv. een brug) rekent specifieke suprastructuren (zoals auto en schip) tot infrastructuur en beperkt daarbij zijn aandacht tot de maten en gewichten ervan ten behoeve van passende onderlinge afstemming van water- en wegstructuren.

Evenwichtige waardering
Bij het infrastructuraliseren van delen van suprastructuren (en vice versa) is altijd sprake van het vinden van evenwicht tussen autonomie en coördinatie. Autonomie legt de nadruk bij de waardering van individueel gedrag van personen inzake (hun eigen) suprastructuren. Daar waar dergelijk gedrag tot hinderlijke aanvaringen/botsingen begint te leiden, ontstaat ruimte voor coördinatie. Ruimte, met andere woorden, voor afwaardering van individuele belangen annex afwijkende voorzieningen ten faveure van algemeen belang annex infrastructurele voorzieningen. Coördinatie legt de nadruk op de waarde van uniform gedrag van personen inzake hun individuele verkeren in gemeenschappelijke verbanden. Per saldo dient infrastructuralisering de gewaardeerde vrijheid van de gemeenschap als geheel te vergroten.

Level playing field
Infrastructuralisering richt zich (dus) ook op het opheffen van ongelijkheid tussen in principe gelijkwaardige (groepen) gebruikers. Van de infrastructuur voor, bijvoorbeeld, wegverkeer kan in principe iedereen gebruik maken mits men over de juiste vaardigheden en middelen beschikt en zich aan de van toepassing zijnde regels houdt.

Immateriële elementen
Infrastructuur bestaat nooit alleen uit materiële zaken, maar omvat altijd ook immateriële elementen. Ook (spel)regels voor ordelijk gebruik en toezicht tot handhaving ervan – inclusief sanctionering zijn noodzakelijk voor een duurzaam functionerende infrastructuur.

Emergente infrastructuren
Nieuw opkomende infrastructuren – zoals informatie-infrastructuur waarbij betekenis van informatie breed wordt gedeeld ten behoeve van samenhangend en toch heel gevarieerd individueel handelen in gemeenschappelijk verband – hebben (nog) grote moeite serieuze aandacht te trekken. Zelfs wanneer de problemen hardnekkig, evident en groot zijn zoals in het hierboven geschetste overheidsvoorbeeld, worden oplossingen niet of nauwelijks in emergent infrastructurele richting gezocht. Dat is reuze jammer, want kundige infrastructuralisering van betekenis van informatie werkt enorm stimulerend uit op verdere ontwikkeling van zowel bedrijf (enterprise) als maatschappij.

Noot:
Aanzet tot het schrijven van deze tekst vormde een discussie met Sjaak Laan over de (on)grijpbaarheid van het begrip infrastructuur. Daarbij maakte ik dankbaar gebruik van informatie op Sjaak’s eigen website (IT georiënteerd) en van informatie op de website van Pieter Wisse (Civiel Informatiekundig georiënteerd). Sjaak schrijft momenteel een boek over Infrastructure Architecture waarin hij zich uiteraard uit heeft te spreken over het begrip infrastructuur.


Copyright (c) 2010 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.