Wat is een kabel? Een serieus antwoord op zo’n vraag is niet 1-2-3 uit de doeken te doen. En datzelfde geldt eigenlijk ook voor de ogenschijnlijk zoveel eenvoudiger ogende vraag naar de lengte van een kabel. Ook antwoord op die tweede vraag is niet zomaar onproblematisch. Voor een verkoper ligt één en ander zomaar anders dan voor de monteur die zo’n stuk kabel precies moet monteren.
Onderstaand model is een eerste, heel globale, poging tot stelselmatig ordening van kabellengte. Daarbij beperk ik me heel nadrukkelijk tot het onvolledige voorbeeld hierboven. De gebruikte methode is Metapatroon (ontwikkeld door Pieter Wisse; Information Dynamics).
Uit het model wordt zonneklaar dat het concept Lengte in de context Kabel-als-montageobject… in de context Monteur… in de context Natuurlijk Persoon… in de context van de Horizon verschilt van het concept Lengte in de context Kabel-als-verkoopobject… in de context Verkoper… in de context Natuurlijk Persoon… in de context van de Horizon.
Elk blokje telt als een informatieknooppunt en per informatieknooppunt is precies zoveel informatie beschikbaar om dat punt in zijn specifieke context te duiden. Informatie raakt m.a.w. evenwichtig verdeeld over onderling samenhangende informatieknooppunten. En via het, zeg maar even, contextuele spoor wordt de betekenis van elk concept situationeel helder.
Hiermee wordt tegelijk ook helder dat de precieze betekenis van de twee – contextueel onderscheiden – concepten Lengte zowel overeenkomsten (via een stukje gedeelde context: Natuurlijk Persoon en Horizon) als ook verschillen vertoont.
Voor (meer) uitleg over de gebruikte methode/symbolen kan men terecht bij enkele eenvoudige modellen (plus uitleg) op Information Roundabout: Natural Persons en Person Numbers.
Copyright (c) 2012 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.
22 opmerkingen:
Hoi Jan,
Dank voor de moeite die hiervoor genomen hebt. Ik vind het inderdaad verhelderend en ook elegant.
Het laat ook nog ruimte voor het inbrengen van ontologische eigenschappen, lijkt mij.
Enkele vragen:
- Bestaat er bijvoorbeeld nog een detaileringsniveau waarin de relaties verder worden getypeerd?
- Ik noemde in het voorbeeld een afhankelijkheid tussen beide lengte-begrippen (verschil lag alleen in de precisie van het gegeven). Hoe zou je dat in dit model laten zien?
vriendelijke groet,
Martijn
Martijn,
Waar je op doelt met “nog een detailleringniveau waarin de relaties verder worden getypeerd” is me niet goed duidelijk. Tussen twee willekeurige informatieknopen bestaan 0, 1 of meer relaties, waarbij twee richtingen onderscheiden worden: A in-de-context-van B en B in-de-context-van A. Verder kan ik als een compacte manier-van-noteren van een relatie de homogene hiërarchie noemen (voorbeeld: een organisatie bestaat uit organisatie-delen die weer uit organisatie-delen kunnen bestaan enzovoort), maar zoiets telt natuurlijk niet als typering.
In jouw voorbeeld (op LinkedIn) noem je inderdaad een verband tussen de beide lengtes: het gaat ‘slechts’ om een verschil in precisie. Hoeveel waarden er ook zijn… er lijkt dan zinvol sprake te zijn van één lengte waarover op verschillende manieren gerapporteerd wordt. Als gemeten waarde bestaat dan bijv. 178 cm. Voor rapportage bestaan qua lengte twee nauwkeurigheden: de nauwkeurigheid van de meting en een afleiding (bijv. 2 m).
In het model krijg je dan één lengte – in het modelletje te koppelen aan kabel. Aan die lengte koppel je dan de verschillende rapportages. Het Metapatroon-model op p213 van de bundel Interoperabel Nederland geeft je wat verdere ‘aanknopingspunten’.
Met het detaileringsniveau eronder bedoelde ik inderdaad typeringen in de trant van homogene hierarchie, hetgeen een van de vele type hierarchische relaties betreft. Een subset van hierarchische relaties zijn mereologische relaties, waar helaas veel fouten mee worden gemaakt in modellen. Zo is bijvoorbeeld niet elke deel_van relatie transitief. Gehelen die mereologisch extensioneel gedefinieerd zijn, en dus hun betekenis krijgen van hun onderdelen (zoals verzamelingen) hebben hele andere identiteitscriteria dan bijvoorbeeld compositionele gehelen (zoals een motor met motoronderdelen: mist de motor 1 onderdeel dan kan het nog steeds als dezelfde motor beschouwd worden. Met een verzameling kan dat niet). Dit zal ook contextafhankelijk zijn.
Het lijkt mij het lastigste om contextverschillen te modelleren als je te maken hebt met verschillende identiteitscriteria: het is 1 ding om vanuit verschillende perspectieven naar 1 object te kijken, maar als je in verschillende contexten een deel van het domein niet meer op dezelfde wijze objectiveert, wordt het een stuk lastiger. Het NULL-Id in metapattern werkt dan niet meer volgens mij (als ik dat concept goed begrepen heb tenminste). Volgens mij moet je dan een grondige ontologische analyse doen van het domein vanuit elk perspectief om dergelijke verschillen te kunnen duiden.
Stel… je laat het domein-concept voor wat het is en gebruikt het ‘gewoon’ niet meer. Wat mis je dan eigenlijk? Domein is naar mijn idee een concept dat mensen gebruiken om – voor hun gemak – afbakeningen te maken voor stukjes Werkelijkheid. De een kiest z’n domein(en) geMotiveerd zus; de ander geMotiveerd zo. Informatie, echter, trekt zich van (die) domeinen… niets aan. Laat zich ook niet in Werkelijkhiedsdomeinen opsluiten. Als… als er al zinvol Informatische domeinen te benoemen zijn… vallen ze niet samen met Werkelijkheidsdomeinen… vallen ze ook niet samen met Idee/Interpretatiedomeinen. Kortom… hebben we niet ‘gewoon’ meer last van het concept domein dan gemak? Naar mijn idee wel. Ik heb er dan ook afscheid van genomen.
Mijn hoofdletter-gebruik hierboven heeft alles te maken met toepassing van de semiotische enneade, waar ik je eerder al op wees. Als je de semiotische enneade bekijkt… zie je op de Werkelijkheidsdimensie achtereenvolgens verschijnen: Situation – Identity – Behaviour. Op de Teken/Informatiedimensie verschijnen: Context – Signature – Intext. Op de Ideeen/Interpretatieve dimensie zie je Motive – Focus – Concept verschijnen.
Als je op je werk bent (Situation op de Werkelijkheidsdimensie)… en, zeg maar even, werkgedrag vertoont (Behaviour op de Werkelijkheidsdimensie), dan zit daar Identity tussen als een verbindings/separatie(draai)punt (scharnier zo je wilt). In de thuissituatie (Situation op de Werkelijkheidsdimensie) vertoon je ander gedrag - mogelijk partnergedrag/vadergedrag/… (Behaviour op de Werkelijkheidsdimensie). Hoe? Vanuit een andere identiteit. Partner-identiteit, Vader-identiteit of zoiets.
Als ik in de showroom van een garage rondloop en kennismaak met een verkoper, dan identificeer ik me als “Jan”. Dat is in die Situation voldoende. Ik informeer, bijvoorbeeld, naar nieuwe modellen en prijzen (Behaviour). Dat lukt allemaal met de gekozen identiteit “Jan”. Als het tot een proefrit komt… kom ik met die identiteitsstelling niet langer weg. Voor dat andere (proefrit) gedrag wenst de verkoper toch echt nadere identiteitssteling (rijbewijs, ID-kaart). Ik ben dan nog steeds die zelfde natuurlijke persoon, maar manifesteer me als verschillende en bedien me van bijpassende identiteiten. Mogelijk… kijk ik er ‘wat’ anders (dynamischer) tegenaan dan jij?
Ik zie 'domein' enkel als scope-afbakening, niet als inhoudelijke afbakening.
Het punt dat ik wilde maken is dat verschillende contexten soms niet hetzelfde verbindingspunt/scharnier erkennen. Voor persoon is het redelijk duidelijk omdat dat een endurant is en een rigid concept is. Voor het identificeren van abstracte begrippen is het echter totaal niet vanzelfsprekend of je in verschillende contexten naar hetzelfde 'ophangpunt' kunt wijzen.
Dus eigenlijk is metapattern ook nog te statisch. Het dynamisch tot stand komen van betekenis beperkt zich niet tot de manifestatie van objecten, maar bestaat ook uit de reifecatie van objecten, het creeren van de identiteit.
Zie http://en.wikipedia.org/wiki/OntoClean voor een beschrijving van onder meer Rigidity
Als je domein “enkel [ziet] als scope-afbakening, niet als inhoudelijke afbakening”, wat zie je dan nog waarvoor domein noodzakelijk is? Domein ligt wel lekker makkelijk in dagelijks woordgebruik, dat wel, maar naar mijn idee raakte je vorige betoog ‘zo maar’ veel te veel opgehangen aan domein. En dat is dan ook precies de reden dat ik op dat, naar mijn idee, toch wat rammelende “scharnier” wees. Want als het scharnier de boel niet werkelijk kan dragen….
Klopt, verschillende contexten ‘erkennen’ – Per Definitie (!) – Niet dezelfde Signature (“verbindingspunt/scharnier”). Dus… eigenlijk is metapattern daarmee ongelooflijk ‘gastvrij’ en laat het je juist Alle Ruimte. Metapattern Staat er Juist op Alle Wezenlijke verschillen-in-betekenis te kunnen erkennen onder behoud van hun samenhang. Een X kan zich voor ons, mensen, al naar gelang de situatie, ongelooflijk verschillend manifesteren (als het vandaag niet zo is, dan is het morgen wel zo – factor tijd) en toch moeten we al die manifestaties (door de tijd heen) kunnen blijven relateren aan die ene X-in-de-werkelijkheid. Daarbij maakt het voor metapattern niet uit of X een echt-ding-in-de-werkelijkheid (natuurlijk/artificieel object) is of dat het ‘slechts’ gaat om (wilde) ideeën erover (die je evt. als ding opvat).
Trouwens… zo “endurant” en “rigid” is het concept persoon niet. Lang niet! De lijst hyponiemen is ‘eindeloos’ en open. Het enige wat er “endurant” en “rigid” aan zou kunnen zijn, is, zeg maar even het klompje vlees. En zelfs dan… wil ik daar niet zo maar op bouwen. Geslachtsverandering enzo. En wie weet wat ze morgen ‘weer’ uitvinden! En daarom… daarom biedt metapattern nadrukkelijk ruimte om ook dat “endurant” en “rigid” met een korrel zout te nemen en geeft het de uitdrukkelijke mogelijkheid om dat wat (nog als muur)Vast wordt verondersteld… Variabel te modelleren. Dat levert – in hedendaagse dynamiek – al snel veel duurzamere (lees ook: stelselmatigere) modellen op.
In het vorige betoog heb ik even zitten dubben of ik het 'domein' zou noemen. Ik had ook zitten denken aan 'stukje werkelijkheid', maar misschien beter is universe of discourse, of nog beter 1 of meer concept-contexten, niet heel belangrijk voor mijn punt daarover.
Rigid wil hier zeggen dat een instantie van de property (class) Persoon niet ineens kan veranderen in een instantie van de property Auto. Als een property Rigid is dan kan een instantie van die property niet blijven bestaan zonder instantie van die property te blijven.
Een persoon A kan wel doodgaan, waarna de persoon A ophoudt te bestaan, tenzij je ook een historisch perspectief wil bijhouden, dan blijft persoon A nog steeds instantie van de property Persoon.
Onderliggende Hyponiemen hoeven niet rigid te zijn. (Bijvoorbeeld Student is over het algemeen Anti-Rigid, omdat persoon x die eerst student is gewoon blijft bestaan als deze na verloop van tijd geen student meer is).
Verder is het op zich niet relevant welke ontologische keuze je maakt (je kunt een persoon inderdaad ook non-rigid modelleren, hoewel dat wel een nogal science-fiction beeld van de werkelijkheid geeft is daar verder niks op tegen) zolang deze maar consistent samenhangt met andere ontologische keuzes in je model.
Elke context zal zijn eigen ontologische keuzes voor een concept met zich meebrengen.
Dat alle manifestaties van een object uiteindelijk gerelateerd moeten worden aan die ene x-in-de-werkelijkheid is juist hetgene dat in mijn optiek niet altijd mogelijk is.
Zie voorbeeld van een bonk klei welke ook een beeldhouwwerk is. Het kan zijn dat een x in het ene perspectief blijft bestaan en in het andere niet. Ook kan het dat een x in een perspectief veranderd in twee x'en en in het andere een x blijft.
Dat komt omdat een bonk klei andere identiteits- en eenheidscriteria heeft als een specifiek beeldhouwwerk. Voor de eerste is de vorm niet identificerend, voor de tweede wel.
Ik zeg niet dat je daarom metapattern niet kan toepassen of dat de gedachte van 'gastvrij' modelleren niet klopt, maar dat om het goed te doen je ook naar dergelijke ontologische keuzes voor elke specifieke context moet kijken en dat soms zal blijken dat hierarchische relaties en instantiering van classes per context verschillen.
Het lijkt me dat dit behoorlijk complex kan worden.
Nou, daar voel ik me dan toch wel het meest bij thuis: “je kunt een persoon inderdaad ook non-rigid modelleren”. Dat kàn inderdaad “een nogal science-fiction beeld van de werkelijkheid” geven. Maar dat hóeft niet. Helemaal niet zelfs. Het hangt er maar van af hoe je de veel grotere – non-rigid – informatieruimte vult. Je kunt die informatieruimte nog steeds vullen met representaties van gewone personen die we nu daadwerkelijk als zodanig (h)erkennen. En je hebt tegelijk ook de Ruimte voor wat je vandaag nog bestempelt als sciencefiction beelden, maar die morgen wellicht al weer een heel stuk reëler zijn geworden.
Op z’n metapatterns verschijnt Student allereerst als Persoon. Een Persoon die zich in een bepaalde situatie ook als Student kan manifesteren (en in andere situaties weer anders). Relevante persoonsinformatie raakt (in dit voorbeeld) verdeeld over de informatieknooppunten Student en Persoon. Je zou misschien kunnen zeggen dat Persoon wat meer Rigid is dan Student. Het nut ervan zie ik nog niet zo 1-2-3. Veel belangrijker lijkt mij echter hun onderlinge informatische verhouding tot betekenis en zo door naar gedrag.
Over je bonk-klei voorbeeld het volgende. Er verschijnt daar die bonk klei – net uit de grond getrokken, ruw en verder ongevormd. En, later in de tijd verschijnt daar dat beeldhouwwerk uit de eerder verschenen grond-stof; die bonk-klei. En dat is goed te modelleren in Metapattern (tijdsaspecten zijn in elk informatieknooppunt verwerkt). Je zou het eens kunnen proberen. Zowel het één als het ander heeft een bestaan, maar niet tegelijkertijd.
Een gasleiding, ander voorbeeld, is op te vatten als één X in het ene perspectief en dient volgens een ander perspectief tegelijkertijd te kunnen worden opgevat als een verzameling onderscheiden x-en: buisstukken, lassen en flenzen. Lukt natuurlijk ook met metapattern.
Een goed stelselmatig model vereist een scherp zicht van de ontwerper op hoe ‘de boel’ wezenlijk, d.w.z. in essentie is en in onderling verband staat. Een kundig ontwerper maakt de juiste, in jouw woorden, “ontologische keuzes”.
Einstein zei eens dat we de dingen niet moeilijker moeten maken dan ze zijn – maar ook niet makkelijker. Het is, met andere woorden, goed om voluit te erkennen dat het zo ingewikkeld is als het is. Wie dat te moeilijk vindt moet maar beter ander werk zoeken. Wie menselijke interoperabiliteit echt verder wil helpen doet er goed aan zich grondig te verdiepen in informatie-tot-betekenis-tot-gedrag in hedendaagse informatiemaatschappij waarin vrijwel niets nog lang hetzelfde blijft. Betekenis is vandaag de dag, Internet enzo, volop in beweging gekomen – vroeger leek betekenis veel meer vast te staan en kwam je gemakkelijk weg met absolute betekenisgeving (iets dat we, gek genoeg…, nog altijd hanteren in onze ICT-systemen).
“Nou, daar voel ik me dan toch wel het meest bij thuis: “je kunt een persoon inderdaad ook non-rigid modelleren”. Dat kàn inderdaad “een nogal science-fiction beeld van de werkelijkheid” geven. Maar dat hóeft niet. Helemaal niet zelfs. Het hangt er maar van af hoe je de veel grotere – non-rigid – informatieruimte vult. Je kunt die informatieruimte nog steeds vullen met representaties van gewone personen die we nu daadwerkelijk als zodanig (h)erkennen. En je hebt tegelijk ook de Ruimte voor wat je vandaag nog bestempelt als sciencefiction beelden, maar die morgen wellicht al weer een heel stuk reëler zijn geworden.”
Precies, dat kan. Of je dat zo modelleert is een ontologische keuze en volgens mij vergelijkbaar met wat jij Focus noemt.
De een ziet persoon wel als rigid en de ander niet. Dat is toch waar het om draait bij verschillende contexten? Een goede ontologische analyse zal dat verschil tussen die verschillende contexten kunnen duiden, zodat je kunt vaststellen onder welke voorwaarden wat voor de een soms wel een persoon is, dat niet per se voor de ander hoeft te zijn.
“Op z’n metapatterns verschijnt Student allereerst als Persoon. Een Persoon die zich in een bepaalde situatie ook als Student kan manifesteren (en in andere situaties weer anders). Relevante persoonsinformatie raakt (in dit voorbeeld) verdeeld over de informatieknooppunten Student en Persoon. Je zou misschien kunnen zeggen dat Persoon wat meer Rigid is dan Student. Het nut ervan zie ik nog niet zo 1-2-3. Veel belangrijker lijkt mij echter hun onderlinge informatische verhouding tot betekenis en zo door naar gedrag.”
Inderdaad. Het maakt het beeld, het Sign, van een concept heel precies mbt identiteit en eenheid, zodat de onderlinge informatische verhouding met het Sign van een ander ook precies gemaakt kan worden. Dat is volgens mij het nut.
In het kabel voorbeeld delen beide Signs, kabel-als-verkoopconcept en kabel-als-montage-object, het concept Kabel. Dit gedeelde concept had echter veel complexer kunnen zijn. Bijvoorbeeld als de monteur het ook over draden en snoeren als aparte concepten heeft, die door de verkoper ook Kabel genoemd worden of als de verkoper alleen Stukken Kabel verkoopt terwijl de monteur het alleen over lengtes van kabel heeft. Ergens hoop je dat de monteur en de verkoper met elkaar kunnen praten over kabels zonder dat dit leidt tot problemen bij de monteur dan wel bij de verkoper.
“Zowel het één als het ander heeft een bestaan, maar niet tegelijkertijd.”
Het idee bij het bonk klei voorbeeld is juist dat deze wel tegelijkertijd bestaan. (Misschien heb je gedacht dat de klei eerst gevormd en gebakken moet zijn voor het een beeldhouwwerk is, haha, context!). Duidelijker is het misschien om het te hebben over een hoeveelheid marmer en een marmeren beeld. Als ik het beeld in stukken hak, heb ik geen beeld meer, maar nog steeds dezelfde hoeveelheid marmer.
Vanuit de ene context wil je de gedeelde x-in-de-wereld verwijderen, maar vanuit de andere context niet. Je kunt dit vast heel goed modelleren met metapatroon, maar dan moet je wel die identiteits-analyse gedaan hebben.
“Een kundig ontwerper maakt de juiste, in jouw woorden, “ontologische keuzes”. “
Tsja, verschillen hierin kunnen soms heel subtiel zijn. Er worden dan ook veel fouten mee gemaakt. Ook door kundige ontwerpers. Het helpt ook hier om zaken expliciet te maken, zodat men er in ieder geval over nadenkt. Bovendien geeft dat de mogelijkheid om een methode als OntoClean toe te passen, zodat modelconsistentie bereikt kan worden.
Einstein zei ook: “Reality is an illusion, albeit a very persistent one” ;)
Over contexten heeft iemand in de open-linked-data wereld ook eens gezegd dat als je begrepen wilt worden dan moet je je eigen situatie beschrijven in de taal van de ander. Het zou volgens mij goed helpen als je metapatroon probeert uit te leggen in termen die niet tot het gedachtegoed zelf behoren. Ik merk in de thread dat sommige mensen er niet verder mee komen. Zie ook de discussie met Jan C.
“Of je dat zo modelleert is een ontologische keuze en volgens mij vergelijkbaar met wat jij Focus noemt.” Stel je hebt gelijk… Wat heb ik me dan voor te stellen bij Focus? Volgens welke Focus modelleert iemand iets als absoluut rigid? Naïef realisme? Metafysisch realisme? Anders? Het gaat er daarbij niet zozeer om vast te stellen of dat goed/fout is, maar om te zien welke verstrekkende consequenties zo’n Focus heeft voor wat je daarop vervolgens vruchtbaar, duurzaam enzovoort nog kunt vèrder bouwen. Als ontwerper zoek ik graag zo lang mogelijk alle Ruimte.
Mbt. Rigid kwam nog de volgende gedachte op: Zou het kunnen zijn dat iets zijn rigiditeit ontleend aan het aantal en de aard van de relaties die de omgeving ermee onderhoud? Zie evt. http://information-roundabout.eu/misconceptions/object-orientations-credentials/ voor inspiratie. Hoe rigide kan iets zijn als niets uit de omgeving van dat iets er een relatie mee onderhoud? Dan bestaat dat iets niet eens. Is rigiditeit van iets daarmee niet iets dat contiue in beweging is – net als aantal en aard van de relaties die de omgeving met dat iets onderhoud?
“Je kunt dit vast heel goed modelleren met metapatroon, maar dan moet je wel die identiteits-analyse gedaan hebben.” De vraag is even volgens welk wereldbeeld je die “identiteits-analyse” doet. Vanuit een subjectief situationistisch wereldbeeld kun je prima uit de voeten met de semiotische enneade: daar krijg je identity rechtstreeks aangereikt op de Werkelijkheidsdimensie. Heb je meer op met metafysisch realisme dan heb je het, denk ik een stuk zwaarder.
“Het helpt ook hier om zaken expliciet te maken, zodat men er in ieder geval over nadenkt.” Ja, klopt, het is erg belangrijk in modellen expliciet te maken hoe de zaken wezenlijk samenhangen. Alleen wezenlijke samenhang kan duurzaam leiden tot legio situationeel zinnige informatie-combinaties. Ja, idd, dat is reuze moeilijk. Lang niet iedereen die zich ontwerper noemt… is het ook daadwerkelijk. Er worden veel, heel veel fouten gemaakt.
“[…]dat als je begrepen wilt worden dan moet je je eigen situatie beschrijven in de taal van de ander.” Ja, zeker, dat vergemakkelijkt ‘de zaak’ enorm! Voorwaarde daarbij is echter wel dat de taal van de ander zoveel ruimte in zich heeft dat de concepten die je door die ander begrepen wilt hebben daar werkelijk een zinvolle plek kunnen hebben. Iemand die in een 2-dimensionale informatieruimte denkt-en-handelt kan niets beginnen met een concept als ‘boven’. Zo iemand maakt, in een uiterste poging om dat concept te (be)grijpen, op z’n gunstigst een projectie ervan in z’n eigen 2D informatieruimte. Tja, Mis dus! Om dat concept uitgelegd te krijgen moet je je oude en vertrouwde wereld loslaten (irrationele sprong) om um direct daarna in een andere setting weer te kunnen beetpakken. Wie iets opnieuw wil beetpakken… moet het toch echt eerst loslaten. Dat blijkt vaak reuze lastig, tegennatuurlijk, contra-intuïtief enzovoort. Bekijk Paradigm Shift (http://www.emovere.nl/?doc=173 ) evt. (nog) eens. Van mensen niet kunnen/willen loslaten merk je inderdaad dat ze “er niet verder mee komen.” Totdat… totdat… ze het kwartje loslaten.
Hoi Jan. Volgens mij ligt ons beeld minder ver uit elkaar dan de dicussie soms suggereert.
Wat ik me nog afvroeg is het volgende:
In een van de schrijfsels van Wisse maakt hij het punt dat als je volgens object orientatie modelleert je een proliferatie van subtypes krijgt om alle verschillende behaviors te kunnen ondersteunen. Een terecht punt.
In plaats daarvan maakt hij de situatie het primaire modeleerobject. Maar heb je daarbij dan niet uiteindelijk weer hetzelfde?
Het voorbeeld dat hij gebruikt is subscribership als situatie met een object-signature John in de rol van subscriber. Dit object-signature kan vervolgens geabstraheerd worden naar person in de rol van subscriber.
Stel nou dat de situatie-eigenschappen van subscribership verschillen tussen een subscription van John en een van Mary. Moet je dan een nieuwe situatie modelleren?
Wordt dan object niet ook de context voor een situatie (naast het omgekeerde)?
Mag ik me in jullie discussie mengen? Wat volgt is een bijdrage die ik ’s ochtends 24 januari probeerde te plaatsen. Dat lukte helaas niet, evenmin door iemand die het elders namens mij probeerde ... en nu zijn jullie alweer verder. Desondanks heb mijn oorspronkelijke tekst (verder) niet gewijzigd.
Wijs me ajb terecht, Martijn, maar ik meen als jouw hoofdpunt in dit stadium te herkennen, zoals jij stelt, “dat verschillende contexten soms niet hetzelfde verbindingspunt/scharnier erkennen.” En wat Jan m.i. vooral blijft toelichten opnieuw, verbeter me ajb onmiddellijk als je mijn interpretatie onjuist acht is hoe situationeel gevarieerde gedragingen (die als je ze in één en dezelfde situatie zou beschouwen zelfs tegenstrijdig kunnen zijn) juist dat ene “verbindingspunt/scharnier” kunnen delen. Zo lijkt het alsof jullie langs elkaar heen redeneren, met allebei een volkomen geldig accent.
Ook en vooral voor Martijns ‘punt’ faciliteert Metapatroon eenduidige modellering. Dus, er raakt tevens tussen dergelijke verschillen samenhang gevestigd. Hoe?
Onlangs heb ik dat wederom proberen te verklaren in het korte opstel Uit het moeras van stam- en basisgegevens (Information Dynamics, december 2011). Daar staat onder de noemer van “probleemschets(en)” op p. 2: “Een wezenlijk verschil treedt op, indien objecttypen onverenigbaar zijn.” Let wel, dat is opzettelijk geformuleerd vanuit het perspectief van, zeg maar, traditionele objectgerichtheid. De “oplossingsrichting” volgens Metapatroon vergt dan een aanknopingspunt volgens gedeelde gedragsoort (met het zijn van ‘iets’ als minimaal onderscheid ten opzicht van de zgn horizon van een model). Wat je dan moet kunnen ‘vergeten’ is dat feitelijk gedrag daar ‘identiek’ moet zijn (want anders was dat extra aanknopingspunt niet eens ‘nodig’). Het voorbeeld in genoemd opstel illustreert hopelijk duidelijk dat het ene exemplaar van een geometrisch object een bepaald exemplaar van huurtoeslagobject als verschijningsvorm kan hebben, terwijl nota bene van een ànder geometrisch objectexemplaar een bepaald exemplaar van brandveiligheidsobject als verschijningsvorm afgeleid kan zijn. Het ‘exemplarische’ verband tussen huurtoeslagobject en brandveiligheidsobject hoeft dus niet, herhaal, niet gevestigd te zijn via één en hetzelfde exemplaar van geometrisch object. Die samenhang kan daarentegen (pas) blijken door vergelijking (!) van diverse exemplaren van geometrisch object. Dat lijkt een ‘omweg’ voor wie soelaas via louter identiteiten verwacht, maar korter kan nu eenmaal niet indien qua exemplaar “hetzelfde verbindingspunt/scharnier” ontbreekt.
raag haal ik nog een prachtige zin van Martijn aan: “Elke context zal zijn eigen ontologische keuzes voor een concept met zich meebrengen.” Ja! En het is m.i. ook en vooral andersom. Dan is het dus de noodzaak van “eigen ontologische keuzes” die voor optimale variëteitbeheersing moet, herhaal moet leiden tot dienovereenkomstige context. Naar mijn idee helpt slechts de radicalisering volgens die aanname om betekenissen ongeacht de schaal van informatieverkeer stelselmatig geordend te krijgen. Omdat Martijn mereologie vermeldt, verwijs ik concreet naar het (hele) korte tekstje Metapattern as situationist mereology (februari 2011).
Pieter, Martijn,
Aanvullend op de bijdrage van Pieter Wisse - waarin hij verwijst naar "het korte opstel Uit het moeras van stam- en basisgegevens (Information Dynamics, december 2011)": De link naar dat opstel is: http://www.informationdynamics.nl/pwisse/pdf/moeras_basisgegevens.pdf
Pieter, ik geloof dat je gelijk hebt: "langs elkaar heen redeneren, met allebei een volkomen geldig accent". Martijn wijst daar in zijn laatste bijdrage eveneens op - als ik hem goed begrijp.
Blogger (b)lijkt wat beperkingen in zich mee te dragen...
De meegestuurde link betreft het eerste (afgekapte) gedeelte van wat ik als link bedoelde mee te geven.
Dat deel moet aangevuld worden met: "_basisgegevens.pdf"
Excuses.
Martijn,
Ik ga er even van uit dat je het voorbeeld ontleende aan Wisse’s proefschrift (hfd 4; te vinden via http://www.informationdynamics.nl/pwisse/htm/semiosis_chapter_4.htm). In 4.3 staat: “Aware of the opportunity for upward recursion, […] she therefore puts a firm limit – but a limit from which she can always includes changes – to upward recursion.” Die altijd-weer-open-te-breken-afsluiting heet ook wel de “horizon”. Als kundig ontwerper maak je die keuze, zo blijkt uit de tekst, op verantwoorde wijze. Het is dus niet zo dat je “uiteindelijk weer hetzelfde” hebt. Je benut hier immers de situationele ruimte tot een waaier aan mogelijke nadere objecten. En zo’n jas zit ruimer en gaat veel langer mee dan wanneer je je vertrekpunt had genomen in één van de vee mogelijke objecten.
Wanneer, zoals je aangeeft “de situatie-eigenschappen van subscribership verschillen tussen een subscription van John en een van Mary”… dan geldt niet langer dat (par. 4.3) “The situation of subscribership is now included in the model as if it originates from the totality of objectified reality”. Dan moet de “limit from which she can always includes changes” worden opgengebroken om die changes daadwerkelijk vorm te geven.
Wordt dan object niet ook de context voor een situatie (naast het omgekeerde)? Wisse (4.3): “A particular situation is also object in another, higher-level situation. Likewise, an object can act as situation in which another, lower-level object resides. Situation, then, is a recursive function of object and relationship.”
Hallo Pieter, Jan,
Pieter, je benoemd het punt dat ik probeerde te maken correct en je hebt me ook duidelijk gemaakt hoe dat opgelost wordt in metapattern.
Indirect afgeleid uit je betoog en de daarin genoemde referenties, denk ik dat ik het volgende begrijp:
Als twee verschillende contextuele objecten - bv brandveiligobject en huurtoeslagobject - verwijzen naar verschillende exemplaren van het gedeelde type geometrisch object, dan kunnen die exemplaren dus nooit op basis van id gerelateerd worden, maar alleen op basis van gedeelde contextuele relaties en op de minimale gedeelde type informatie van geometrisch object en alleen als dat nodig is voor een gedeelde gedragsoort, bijvoorbeeld als in de brief van de gemeente over de huurtoeslag ook iets gezegd moet worden over brandveiligheid.
Concreet, brandveiligheidobject verwijst bijvoorbeeld naar een gebouw op een perceel zonder de bijgebouwen en het huurtoeslagobject verwijst naar het perceel plus 1 of 2 gebouwen daarop, hetgeen een significant ander object is, maar met overlap met het brandveiligheidobject. Deze overlap kan geometrisch bepaald worden, hoewel die overlap geen betekenis hoeft te hebben (indien er geen context/gedrag is dat specifiek iets met die overlap doet).
Overlap in betekenis is er alleen in een gedeelde context op het moment dat voor die context relevante relaties en eigenschappen identiek zijn voor beide geometrische object exemplaren.
Klopt dit tot zover ongeveer?
Dit betekent overigens dat het aantal geometrische objecten (in theorie) nagenoeg oneindig kan zijn, hetgeen ook overeenstemt met de menselijke capaciteit en neiging om zijn werkelijkheid op oneindig veel manieren te scheppen, in oneindig veel verschillende objectindelingen.
Ik denk dat ik ook begrijp waarom het voor individuen zo lastig om het traditionele paradigma te verlaten. Immers, een individu ziet maar 1, zijn eigen, werkelijkheid met daarin de illusie van directe objectreferentie naar existentiele objecten. Deze illusie wordt bevestigd/versterkt bij elke (vermeend) geslaagde vorm van communicatie.
Eigenlijk zouden mensen wat harder tegen hun onderlinge interpretatieverschillen moeten aanlopen. Wellicht is het een idee om een aantal en alleen mensen uit de basisregistratiewereld bij elkaar te brengen die grote problemen hebben met elkaar met betrekking tot informatieuitwisseling. Dat er als het ware 1 grote babylonische spraakverwarring ontstaat. Harry Mulisch heeft eens gezegd, "als je de verwarring niet kunt oplossen dan moet je deze vergroten".
Pfff, begreep ik jullie toch goed ... Martijn, dank je zeer voor je heldere recapitulatie! Het is bijna jammer om het zo vlot met elkaar eens te zijn. :-)
Informatiekundig ontwerpers moeten dus al vanaf (wat) complexe(re) betekenisordening ‘wezenlijk’ anders leren denken. Die manier zou ik geen Metapatroon willen noemen. Qua ontologie heb ik daarvoor, zoals Jan al aanhaalt, de aanduiding ‘subjectief situationisme’ bedacht. Daarin, zie ook de semiotische enneade voor zoiets als het metamodel, hangt ontologie onlosmakelijk samen met epistemologie en semiotiek v.v. Origineel? Hoe langer ik erop studeer, des te sterker besef ik op welke traditie(s) subjectief situationisme zowel aansluit ... als ervan verschilt. Plato, Schopenhauer, Peirce, Wittgenstein, noem maar op.
Als uitdrukkingsmiddel voor dergelijke open variëteit voor informatieverkeer op inmiddels reële, dwz maatschappelijke schaal ‘mag’ Metapatroon vervolgens zo min mogelijk ... mogelijkheden uitsluiten. Daarom karakteriseer ik Metapatroon ook wel, vrij naar Robert Musil met zijn roman Der Mann ohne Eigenschaften als taal-zonder-eigenschappen. Ofwel, de taal zèlf is opzettelijk zo arm mogelijk ontworpen ... opdat modellen zo rijk mogelijk ermee gevuld kunnen zijn.
Let op, aan zo’n taal heb je dus nog helemaal niets zònder over professionele modelleerkunst en –kunde te beschikken. Maar omgekeerd heb je aan alle modelleerdeskundigheid van de wereld pràktisch natuurlijk ook nog niets, zolang een passende ‘taal’ zoals Metapatroon ontbreekt. Zeg ook maar dat de taalbeheersing integraal èn integrerend onderdeel van de discipline vormt. En er is voor de maatschappelijke schaal nu eenmaal een nieuwe informatiekundige discipline nodig: civiele informatiekunde of informatieverkeerskunde.
Die principiële verhouding is uiteraard niet uniek geldig voor Metapatroon. Hoe had Musil die roman kunnen schrijven als hij geen ‘geschikte’ taal kende?
De paradox op stelselschaal lost inderdaad pas op, zoals Jan benadrukt, door de sprong naar een kwalitatief ander paradigma. Dat is echter nogal wat. Om Martijn te parafraseren, er is “voor individuen [zelfs niets] zo lastig [als] het traditionele paradigma te verlaten.” En actieve tegenwerking blijkt onvermijdelijk. Gevestigde belangen, spreekwoordelijke goudzoekers, de noodlottige combinatie van domheid en ijver ... Zo merkte Walter Gropius ooit op (Architektur, Fischer, 1956, p. 79): “Ein […] Faktor, der zur Verwirrung […] beiträgt, ist das Auftauchen von Renegaten[.]” Daarmee kampt dus ook Metapatroon met zijn grondslagen.
Op mijn werk krijg ik van verschillende personen ook de vraag:"wat voegt het nou toe?"
Vaak zijn dat mensen waarbij je niet moet aankomen met isme's of filosofen. Bij hen kan ik denk ik beter duidelijk maken met verschillen in implementatie en de extra functionele mogelijkheden daarvan. Nu ben ik zelf ook benieuwd hoe een implementatie van een metapatroon model eruit komt te zien. Wat doe je bijvoorbeeld met je opslagmodel? Het lijkt mij de een zo generiek mogelijk opslagmodel hier het beste past. Bijvoorbeeld met key, attribute, value pairs. Of als je contexten als separate objecten/subjecten mee modelleert kan het ook in RDF en een triple-store.
De vervolgvraag is hoe je de opslag van de gemodelleerde relaties vervolgens functioneel kan benutten.
Om het wat prikkelend te formuleren, voor wie zo’n vraag stelt voegt iets nieuws ... nooit iets toe. Daarop vormt Metapatroon geen uitzondering.
Wat je met/via Metapatroon (beter) beheersbaar kunt krijgen, is betekenisordening òngeacht schaal van informatieverkeer. En dat is natuurlijk de opgave resp. kans voor de zgn informatiemaatschappij.
Als je meer van de “implementatie” wilt weten, kan je werkgever voor een licentie terecht bij Information Dynamics. Dat valt uiteraard buiten het bestek van deze blog van Jan van Til met aanvullende discussie.
Martijn,
Aanvullend op hetgeen Pieter al eerder schreef…
Ja, dat kan een heel goede vraag zijn – natuurlijk: “wat voegt het nou toe?” Vraag daarbij is even wat de Focus van de vragensteller is. En ook: vanuit welk Motief vragensteller tot die vraag (Concept) kwam. Wie eigenlijk altijd al wel heel erg lekker slaapt… heeft maar zo moeite een nieuwe slaapmanier werkelijk te overwegen. Dat kleurt de “wat voegt het nou toe”-vraag dan ook heel anders in dan wanneer iemand aan (chronische) slapeloosheid lijdt. Zo iemand komt, denk ik eigenlijk, ook tot een heel andere vraag.
Tegenvraag zou mogelijk kunnen zijn – aan zo’n vrager: “wat is jouw hardnekkigste probleem; een probleem waar je maar geen afdoende oplossing voor weet te vinden”. Het antwoord verschaft dan Motief om Focus wat langer vast te houden teneinde Concept fatsoenlijk en concreet uit te werken.
Een reactie posten