donderdag 2 april 2009

Menselijke interoperabiliteit

Het zal u niet ontgaan zijn dat IT inmiddels tot in de haarvaten van onze samenleving is doorgedrongen. In onze hedendaagse informatiemaatschappij leunt menselijke communicatie zwaar op digitale technologie. Talloze machines mediëren onze menselijke communicatie. En vele daarvan communiceren ook nog eens onderling – zonder enige menselijke tussenkomst. Ja, IT is een, zoals dat heet, dominante technologie.

Samen met de rijzende ster van digitale technologie verschoof de begripsinhoud van ons woord “interoperabiliteit” geruisloos van onmiddellijke menselijke communicatie naar communicatie via digitale hulpmiddelen. Zo raakte interoperabiliteit vergaand synoniem met digitale interoperabiliteit.
De oorspronkelijke inhoud van het begrip interoperabiliteit – menselijke communicatie, menselijke interoperabiliteit dus – raakte in verval. Geheel onterecht trouwens, want onderscheid tussen menselijke interoperabiliteit en digitale interoperabiliteit is kwalitatief van aard. Daar kunnen we dus niet zomaar aan voorbijgaan.

Afzonderlijke mensen onderhouden hun wederzijdse betrekkingen door onderlinge afstemming van hun gedrag, ook wel activiteiten, acties of operaties genoemd. Dat heet ook wel interactie of interoperabiliteit. Het gedrag van de één vormt een signaal, een teken en zet de ander – via menselijke betekenisgeving – aan tot nieuw gedrag. Dat gedrag vormt op zijn beurt ook weer een signaal, een teken…. Enzovoort.

Menselijke betekenisgeving (aan tekens) is bij uitstek situationeel en vloeit altijd voort uit de precieze situatie waarin die tekens zich aan hem voordoen. En met de toenemende dynamiek in onze moderne informatiemaatschappij variëren situaties enorm en wisselen ze elkaar ook steeds sneller af. Dat betekent dat menselijke betekenisgeving in moderne netwerksamenleving/informatiemaatschappij navenante beweeglijkheid vertoont.

Hedendaagse toepassingen van digitale technologie zijn echter niet of nauwelijks in staat de alsmaar groeiende variëteit en de daarmee nauw samenhangende beweeglijkheid van betekenis bij te houden. De belangrijkste reden daarvoor is dat de ontwerpers van die toepassingen zich in het geheel niet bewust zijn van de aard van het ‘mechanisme’ achter menselijke betekenisgeving: door en door situationeel!
Bijgevolg kùnnen hun digitale bouwwerken daar ook geen rekening mee houden. De situatie blijft sterk onderbelicht en krijgt geen expliciete plaats in de informatiestructuur. De basis voor menselijke betekenisgeving – de situatie – komt in toepassingen van digitale technologie domweg niet voor…. Nog (steeds) niet….

De gevolgen? Die zijn rampzalig, want in onze moderne en dynamische informatiemaatschappij raken menselijke bedoelingen (betekenis) meer en meer verminkt en vermalen als zij via digitale technologie moeten worden overgedragen aan andere mensen. De oorspronkelijke souplesse en kracht van menselijke interoperabiliteit dreigt geen voet (meer) aan de grond te krijgen als gevolg van nodeloos beperkt inzicht in menselijke betekenisvorming in combinatie met de welhaast brute dominantie van digitale technologie.

Hoe krijgt menselijke interoperabiliteit haar voet (weer) tussen de deur van de digitale suprematie? Hoe zorgen we er (weer) voor dat menselijke bedoelingen (betekenis) via digitale technologie correct worden overgedragen aan anderen?

De oplossing ligt (nu) voor de hand: dat lukt door naast de bedoelde informatie steeds voldoende (contextuele) informatie aangaande de bijbehorende situatie mee te geven. Integraal vanuit één en dezelfde informatiestructuur. En dat vergt – dat zal niemand werkelijk verbazen – een herschikking van onze informatieverzamelingen. Onze informatieverzamelingen moeten zo contextgevoelig worden georganiseerd dat de situationele variëteit steeds voldoende precies kan worden meegegeven.

Ondertussen gaan ontwerpers van digitale technologie nog steeds uit van een sterk verouderd paradigma: zij menen dat betekenis onafhankelijk is van de situatie en op voorhand en in absolute zin is vast te stellen. Een even achterhaalde als ook hardnekkige misvatting.

Hecht u aan menselijke interoperabiliteit? Dan is het de hoogste tijd dat u als ontwerper van IT hulpmiddelen door en door vertrouwd raakt met de manier waarop menselijke betekenisvorming tot stand komt. Alleen dan bent u in staat informatie contextueel te organiseren. Alleen dan, d.w.z. vanuit zo’n informatiestructuur, kunnen digitale toepassingen informatie met bijbehorende contextuele informatie op coherente wijze produceren tot bedoelde betekenis.


Copyright (c) 2009 Emovere/Jan van Til - All rights reserved.

2 opmerkingen:

taxichauffeur zei

Heel verhelderend en begrijpelijk. De vraag die bij me opkomt is naar de grens van de mate waarin contextualisering systemen in staat stelt het niveau van menselijke interoperabiliteit te bereiken. Communicatie tussen mensen is voor een heel groot deel non-verbaal, en dat deel is dunks me slechts beperkt in systemen te vangen. Waar zie jij die/een grens? In ieder geval dank voor je verhelderende artikel.

Jan van Til zei

De stap van niet-contextuele naar contextuele organisatie van informatie is er één die ons, mensen, enorm veel ruimte gaat geven om onze bedoelingen scherper en trefzekerder via digitale hulpmiddelen over te brengen aan andere mensen. En dat is een hele stap vooruit, maar geen Haarlemmer Olie.

Digitale technologie gaf menselijke communicatie aanvankelijk vleugels. En op de thermiek van digitale technologie bereikte de mens ongedachte en ongekende hoogten. Daar, op die grote hoogte, loert echter een gevaar en wie niet oplet… verongelukt (die raakt gekortwiekt of vleugellam of zoiets). Wie zich echter tijdig voorziet van zaken als zuurstof en warme kleding, krijgt a.h.w. nieuwe vleugels; die maakt zo’n overgang zonder problemen en komt opnieuw… hoger. Tja, en daar sta je op een gegeven moment opnieuw bloot aan weer andersoortige gevaren. Probleemloos wordt het met andere woorden niet.

Ook na de overstap van niet-contextuele naar contextuele organisatie van informatie blijven er dus problemen over. Sommige zien we al (een beetje): hoe gaat dat met non-verbale communicatie. Andere zullen nieuw, ongedacht en onverwacht zijn: elk ‘hoogte’ heeft zo zijn eigen specifieke problematiek.

Waar ik een grens zie? Op dit moment zie ik duidelijk voor me de grens/overgang tussen niet-contextueel en contextueel. Pas wanneer ik in die nieuwe ruimte, de ruimte van het contextuele, mijn vleugels flink heb uitgeslagen… verwacht ik tegen nieuwe, dan weer vervelende, grenzen aan te lopen.